ECLI:NL:RBDHA:2025:4436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.48212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus-Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.

Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. De rechtbank legt uit dat als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dit kan betekenen dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank moet voorzichtig omgaan met deze conclusie, vooral als de gemachtigde van de vreemdeling nog contact onderhoudt met hem.

De minister heeft op 15 januari 2025 laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 13 februari 2025 laten weten dat zij geen contact meer heeft met eiser. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en daarom geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de minister de proceskosten van eiser niet hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48212

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser nog procesbelang?
3. Als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dan kan dat betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank kan het beroep dan niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vreemdeling in dat geval geen procesbelang (meer) heeft. De rechtbank moet daar wel voorzichtig mee omgaan. Als de gemachtigde van de betrokken vreemdeling nog contact onderhoudt met de vreemdeling over het verloop van de procedure, dan mag er in beginsel van uit worden gegaan dat de vreemdeling nog wel procesbelang heeft. Dat is alleen anders als er concrete aanknopingspunten bestaan waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en ook op een andere manier geen actueel of reëel belang meer heeft. [3]
3.1.
De minister heeft de rechtbank op 15 januari 2025 laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 7 februari 2025 verzocht om te laten weten of zij nog contact met eiser heeft. De gemachtigde van eiser heeft op 13 februari 2025 laten weten dat zij geen contact (meer) heeft met eiser. De rechtbank neemt daarom aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeelt. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van D.J. Deitz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
3.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, r.o. 2.2-2.7.