ECLI:NL:RBDHA:2025:4436
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus-Visschers
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. De rechtbank legt uit dat als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dit kan betekenen dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank moet voorzichtig omgaan met deze conclusie, vooral als de gemachtigde van de vreemdeling nog contact onderhoudt met hem.
De minister heeft op 15 januari 2025 laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 13 februari 2025 laten weten dat zij geen contact meer heeft met eiser. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en daarom geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de minister de proceskosten van eiser niet hoeft te vergoeden.