ECLI:NL:RBDHA:2025:4476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.22078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening dat door de verzoeker was ingediend op 23 mei 2024. Het verzoek was gericht tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie van 22 mei 2024. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de verzoeker het griffierecht niet had betaald. Dit griffierecht bedraagt € 187,- en is verplicht volgens artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat verzoeker geen geldige reden had opgegeven voor deze omissie.

De rechtbank had de verzoeker op 18 november 2024 geïnformeerd dat zijn verzoek om vrijstelling van het griffierecht was afgewezen en dat hij het griffierecht moest voldoen. De verzoeker ontving op 22 november 2024 een aangetekende nota waarin stond dat hij het griffierecht binnen twee weken moest betalen, met een deadline van 4 december 2024. Aangezien de voorzieningenrechter het griffierecht niet had ontvangen en de verzoeker geen geldige reden had gegeven voor het niet betalen, kon de zaak niet inhoudelijk worden behandeld. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:83 Awb.

De beslissing houdt in dat de verzoeker geen gelijk krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22078
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.E.J.M. Bartels)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: S. Sinniah)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening dat verzoeker op 23 mei 2024 heeft ingediend tegen het besluit van verweerder van 22 mei 2024.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoeker heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de voorzieningenrechter de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. Iemand die een verzoekschrift indient, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 187,-.
3. Als het griffierecht niet (tijdig) wordt betaald, is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waaraan verzoeker niets kan doen.
4. Verzoeker heeft gevraagd of hij het griffierecht niet hoeft te betalen, omdat hij dit bedrag niet kan betalen. De rechtbank heeft verzoeker op 18 november 2024 een brief gestuurd waarin staat dat zijn verzoek is afgewezen en dat hij het griffierecht wel moet betalen. Uit de door de rechtbank aangetekend verzonden nota die verzoeker op 22 november 2024 heeft ontvangen, volgt dat verzoeker binnen twee weken het griffierecht moest voldoen. Verzoeker moest dit doen voor 4 december 2024.
5. De voorzieningenrechter heeft het bedrag niet ontvangen. Verzoeker heeft daarvoor geen geldige reden gegeven.
6. Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld en de voorzieningenrechter zal geen uitspraak over het verzoek doen. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:83 Awb).
7. Verzoeker krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 maart 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.