Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. A. van der Toorn, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. Hierdoor heeft de rechtbank verweerder, de minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden.
Daarnaast heeft de rechtbank proceskosten toegewezen aan eiser, tot een bedrag van € 453,50, voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de uitspraak zonder zitting gedaan en heeft verwezen naar de bijlage voor het wettelijk kader en de overwegingen die aan de uitspraak ten grondslag liggen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid voor eiser om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als verweerder niet tijdig beslist, er een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met specifieke regels voor asielaanvragen.