Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. N. Wouters, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. Hierdoor heeft de rechtbank verweerder, de minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000, voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat als er niet tijdig een besluit wordt genomen, er een mogelijkheid is voor eiser om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit kan alleen als er voldaan is aan de wettelijke vereisten, waaronder een correcte ingebrekestelling. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de bestuurlijke dwangsom in asielzaken is afgeschaft, maar dat in dit geval een rechterlijke dwangsom is opgelegd vanwege de overschrijding van de beslistermijn.