Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser, die beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank heeft een nadere beslistermijn van maximaal zestien weken opgelegd aan de minister van Asiel en Migratie, waarbij zowel het belang van de verweerder om zorgvuldig te beslissen als het belang van de eiser om snel duidelijkheid te krijgen, in overweging zijn genomen.
De rechtbank heeft bepaald dat de verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt.
De rechtbank heeft ook aangegeven dat als de beslistermijn wordt overschreden, de eiser recht heeft op een vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan in het kader van het bestuursrecht en het vreemdelingenrecht, en de rechtbank heeft verwezen naar relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht.