In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 3 maart 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 453,50.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die het noodzakelijk maken om een beslissing te nemen. De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt. Eiser is bijgestaan door mr. E.G. Grigorjan, en de rechtbank heeft verwezen naar de bijlage voor het wettelijk kader en de overwegingen die aan de uitspraak ten grondslag liggen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit neemt, er een mogelijkheid is voor eiser om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, en is gepubliceerd op 20 maart 2025. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen.