Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, bijna is overschreden. De rechtbank heeft verweerder, de minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank heeft ook aangegeven dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, mits aan de wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante wetgeving omtrent asielaanvragen.
De rechtbank heeft benadrukt dat in asielzaken de bestuurlijke dwangsom is afgeschaft, maar dat de rechterlijke dwangsom wel kan worden opgelegd indien de termijn niet wordt nageleefd. Dit is een belangrijke uitspraak in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechten van asielzoekers worden gewaarborgd.