ECLI:NL:RBDHA:2025:4596
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen door bestuursrechter; opgelegde termijn gegrond verklaard
Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Graaf, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 14 februari 2024, al geoordeeld dat de minister binnen acht weken een nieuw besluit moest nemen, maar deze termijn is niet nageleefd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Aangezien de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van twee weken opgelegd om een besluit bekend te maken, met de waarschuwing dat er een dwangsom van € 100 per dag verbeurd wordt voor elke dag dat deze termijn overschreden wordt, tot een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en heeft zij bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 194 moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.