ECLI:NL:RBDHA:2025:4648
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die op 6 november 2024 in bewaring is gesteld. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 14 maart 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren via telehoren vanuit het detentiecentrum Rotterdam. De minister van Asiel en Migratie was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. Eiser heeft betoogd dat hij niet binnen afzienbare termijn kan worden uitgezet, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat eiser niet volledig coöperatief is geweest in het proces. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister meerdere keren contact heeft gehad met de Marokkaanse autoriteiten en dat eiser zelf ook een actieve rol moet spelen in zijn uitzetting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor het opleggen van een lichter middel en dat de duur van de bewaring niet onevenredig lang is. De uitspraak is gedaan door rechter S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van griffier R. de Boer, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.