ECLI:NL:RBDHA:2025:4771
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende verzoeker en de Minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd op 5 februari 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Imminga, heeft op 21 oktober 2024 beroep ingesteld omdat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig op zijn aanvraag had beslist. De minister heeft op 15 november 2024 de aanvraag van de verzoeker ingewilligd, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank kan op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten van de verzoeker.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak als lichtgewicht werd beschouwd. Daarnaast heeft de verzoeker verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 februari 2025.