ECLI:NL:RBDHA:2025:4783

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
09.288971-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en bedreiging in de context van familierelaties

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere misdrijven, waaronder bedreiging, mishandeling, vernieling en wederspannigheid. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan tussen 2023 en 2024, waarbij de verdachte zijn broer, vader en ex-vriendin heeft bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 18 december 2024 en 11 maart 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 tot en met 7 september 2024 zijn broer en vader heeft bedreigd met de dood en brandstichting, en opzettelijk de auto van zijn broer heeft beschadigd. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vriendin mishandeld en zich verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren, waarbij hij hen beledigde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van een onderdeel van de aanklacht, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de vernieling van de auto. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/288971-24; 02/317135-23 (ttz.gev.); 09/057928-24 (ttz.gev.); 09/285012-22 (tul)
Datum uitspraak: 25 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres (post): [adres 1] , [postcode] te [plaats] ,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 december 2024 (pro forma) en 11 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. H.L. Heemskerk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dagvaarding I (parketnummer 09/288971-24)1.
hij in of of omstreeks de periode van 3 september 2024 tot en met 7 september 2024 te Gouda, in elk geval in Nederland op een of meer tijdstippen meerdere malen althans eenmaal [naam 1] (zijn broer) en/of [naam 2] (zijn vader) heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling, en/of brandstichting,
- door die [naam 1] (al dan niet in het Arabisch) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik zweer bij God dat ik jullie ga vermoorden, schietend en/of dit is hun laatste dag en/of ik ga jullie vuur en kogels geven" en/of "ik maak jullie dood op wrede en genadeloze wijze", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- door die [naam 1] en/of [naam 2] (al dan niet in het Arabisch) dreigend de woorden toe te voegen: "ik ga je schieten en/of ik ga je in de brand steken en/of ik ga je huis in brand steken en/of ik ga jullie vermoorden en/of ik ga jullie doodmaken" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 5 september 2024 te Gouda, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] (zijn broer), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt (door er met een voorwerp een kras op te zetten);
dagvaarding II (parketnummer 02/317135-23)1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 18 november 2023 te Klundert, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, [naam 3] heeft mishandeld door die [naam 3] :
- meermalen in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- meermalen met een stok en/of een telefoon, althans een hard voorwerp, in het gezicht en/of tegen het lichaam te slaan en/of
- meermalen in het lichaam te bijten en/of
- meermalen (met kracht) bij de keel/nek/hals vast te pakken en/of (vervolgens) te wurgen en/of haar keel/nek (met kracht) dicht te knijpen en/of
- meermalen een tafel, stoel en/of kinderbuddy, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam te gooien;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2023 tot en met 29 oktober 2023 te Klundert, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2023 tot en met 29 oktober 2023 te Klundert, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, [naam 3] heeft mishandeld door die [naam 3] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik te steken;
dagvaarding III (parketnummer 09/057928-24)1.
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Gouda [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam 4] in de Arabisch Marrokaanse taal dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je neerknallen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Gouda, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), te weten [brigadier] (brigadier bij de Eenheid Den Haag) en/of [hoofdagent 1] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag) en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door
- zijn armen/lichaam in tegengestelde richting te bewegen en/of
- met zijn armen tegendruk te geven, terwijl voornoemde ambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtten te boeien;
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Gouda opzettelijk een ambtenaar, te weten [brigadier] , brigadier bij de Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem toe te voegen dat de politie allemaal klootzaken zijn, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en de bij dagvaarding III onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de bij dagvaarding I, II en III ten laste gelegde feiten bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Vrijspraak dagvaarding II, feit 2
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding II onder 2 tenlastegelegde, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen overige feiten
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Bedreiging [naam 1] en vernieling van diens auto (feiten 1 en 2, dagvaarding I)
De rechtbank overweegt dat aangever [naam 1] en getuige [naam 2] hebben verklaard over de bedreigingen die de verdachte naar hen heeft geuit in de periode van 3 tot en met 7 september 2024. Hun verklaringen ondersteunen elkaar en vinden nadere ondersteuning in de door de politie bekeken en beluisterde opnamen van de Ring-deurbel van 3 en 5 september 2024. Dat de verbalisanten op de Ring-deurbel opnamen enerzijds meer hebben gehoord dan waarover aangever heeft verklaard en anderzijds minder of in net andere bewoordingen, doet er niet aan af dat de verdachte bedreigende woorden heeft geuit richting aangever en [naam 2] met steeds dezelfde strekking, namelijk doodsbedreigingen en een bedreiging met brandstichting. De rechtbank zal dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Voor wat betreft de vernieling van de auto overweegt de rechtbank dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door de camerabeelden/audio van de Ring-deurbel, de getuigenverklaring van de vader van de verdachte en de foto’s van de beschadigde auto. Anders dan de raadsman heeft betoogd ziet de rechtbank gelet op de overige bewijsmiddelen geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van deze getuige. De rechtbank zal ook dit feit wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Mishandeling [naam 3] (feit 1, dagvaarding II)
De rechtbank overweegt dat aangeefster heeft verklaard dat zij op verschillende momenten is mishandeld door de verdachte gedurende een langere periode. Deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank alleen voldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen ten aanzien van de mishandeling die is gepleegd in de avond/nacht van 14 op 15 november 2023. Aangeefster heeft verklaard dat zij toen door de verdachte met een mobiele telefoon in haar gezicht is geslagen en dat zij hieraan letsel heeft overgehouden. De verbalisant die de aangifte heeft opgenomen, heeft als opmerking in het proces-verbaal opgenomen dat hij recent letsel waarnam bij aangeefster tussen haar neus en mond. In het proces-verbaal zijn foto’s opgenomen waarop het genoemde letsel ook door de rechtbank is waargenomen. De rechtbank zal dit feit in zoverre dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren. Voor het overige zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
Bedreiging van [naam 4] (feit 1, dagvaarding III)
De rechtbank overweegt dat aangever heeft verklaard dat de verdachte hem verbaal met de dood heeft bedreigd. Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van twee personen die zich in de woning bevonden bij aangever en vanuit de woonkamer de bedreigingen hoorden die door de verdachte werden geroepen bij de (openstaande) voordeur. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. Daarbij weegt mee dat deze bedreigingen de aanleiding vormden om de politie te bellen die kort daarna ter plaatse kwam. De rechtbank zal dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 1 en 2, dagvaarding II onder 1 en dagvaarding III onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I (parketnummer 09/288971-24)1.
hij in de periode van 3 september 2024 tot en met 7 september 2024 te Gouda, meerdere malen [naam 1] (zijn broer) en [naam 2] (zijn vader) heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting,
- door die [naam 1] (al dan niet in het Arabisch) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik zweer bij God dat ik jullie ga vermoorden, schietend” en “dit is hun laatste dag” en “ik ga jullie vuur en kogels geven" en "ik maak jullie dood op wrede en genadeloze wijze", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- door die [naam 1] en [naam 2] (al dan niet in het Arabisch) dreigend de woorden toe te voegen: "ik ga je schieten” en “ik ga je in de brand steken” en “ik ga je huis in brand steken” en “ik ga jullie vermoorden” en “ik ga jullie doodmaken" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 5 september 2024 te Gouda, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, die aan [naam 1] (zijn broer), toebehoorde heeft beschadigd, door er met een voorwerp een kras op te zetten;
dagvaarding II (parketnummer 02/317135-23)1.
hij, in de periode van
14 november 2023tot en met 1
5november 2023 te Klundert, gemeente Moerdijk, [naam 3] heeft mishandeld door die [naam 3] :
- met een telefoon, in het gezicht te slaan;
dagvaarding III (parketnummer 09/057928-24)1.
hij op 18 februari 2024 te Gouda [naam 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam 4] in de Arabisch Marrokaanse taal dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je neerknallen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 18 februari 2024 te Gouda, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [brigadier] (brigadier bij de Eenheid Den Haag) en [hoofdagent 1] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag) en [hoofdagent 2] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door
- zijn armen/lichaam in tegengestelde richting te bewegen en
- met zijn armen tegendruk te geven, terwijl voornoemde ambtenaren hem, verdachte, trachtten te boeien;
3.
hij op 18 februari 2024 te Gouda opzettelijk een ambtenaar, te weten [brigadier] , brigadier bij de Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem toe te voegen dat de politie allemaal klootzaken zijn, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 108 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met zijn ouders en broer.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte een lagere gevangenisstraf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn broer en vader en vernieling van de auto van zijn broer. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendin. Tot slot heeft de verdachte, bij een burenruzie bij de woning van zijn broer, een persoon bedreigd en vervolgens bij zijn aanhouding verzet gepleegd en een dienstdoende politieambtenaar beledigd. Door het plegen van deze misdrijven heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen, andermans eigendommen en evenmin voor het openbaar gezag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 maart 2025. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte al vaker is veroordeeld voor misdrijven zoals de thans bewezenverklaarde, meer in het bijzonder vernieling en mishandeling (in de huiselijke sfeer). De verdachte heeft hiervoor gevangenisstraffen opgelegd gekregen. De verdachte liep bovendien in een proeftijd. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw dergelijke misdrijven te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee bij de strafbepaling.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij goed contact had met de reclassering voordat hij werd aangehouden, maar uit de rapportages van de reclassering van 2 juli 2024 en 19 september 2024 volgt dat de verdachte niet in gesprek wilde gaan met de reclassering ten behoeve van de genoemde rapportages. De verdachte wilde evenmin meewerken aan gedragskundige rapportages door een psycholoog en een psychiater in de daarop volgende maanden. Dit terwijl er zorgen zijn over verdachtes psychosociaal functioneren en zijn houding. Er zijn aanwijzingen voor agressie- en persoonlijkheidsproblematiek bij de verdachte. De reclassering ziet ook risico’s op het gebied van dagbesteding, huisvesting, relatie met (ex-)partner en gezin en familie. De reclassering concludeert, gelet op de houding van de verdachte, geen mogelijkheden te hebben om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte in positieve zin te veranderen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en dat aan de verdachte na de pleegdata van de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf is opgelegd voor andere strafbare feiten die gelijktijdig met de onderhavige feiten hadden kunnen worden berecht.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.680,55, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel (althans zo begrijpt de rechtbank) uit materiële schade, te weten € 2.120,55 aan autoschade en € 2.560,00 aan omzetderving.
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam 1] , dat wil zeggen tot een bedrag van € 2.120,55 (autoschade) en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam 4] in diens vordering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, dan wel deze vorderingen af te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [naam 1]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post “omzetderving”, de vordering van de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post autoschade, is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.120,55, bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 september 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [naam 1]
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij [naam 1] aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.120,55, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .
Vordering [naam 4]
De rechtbank zal [naam 4] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 11 november 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 09/285012-22 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag voorwaardelijke opgelegde straf van 13 april 2023, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Op de terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot verlenging van de proeftijd voor de duur van een jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit. De raadsman heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 11 november 2024 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank op 13 april 2023, nu uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Hij heeft zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig gemaakt aan strafbare feiten (waaronder wederom vernieling). De rechtbank zal dan ook de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf bevelen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 57, 63, 180, 266, 267, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2, het bij dagvaarding II onder 1 en de bij dagvaarding III onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
en
bedreiging met brandstichting;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 2:
wederspannigheid;
ten aanzien van dagvaarding III, feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, niet zijnde een lid van een algemeen vertegenwoordigend lichaam;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte (dagvaardingen I en II);
vordering [naam 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] deels toe, te weten een bedrag van € 2.120,55 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] voor het overige niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.120,55 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 31 dagen; het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
vordering [naam 4]
bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank 13 april 2023, gewezen onder parketnummer 09/285012-22, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.R.F. van Engelen, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2025.
Bijlage: bewijsmiddelen
Dagvaarding I (parketnummer 09/288971-24)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024290464, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (bestaande uit vier delen, apart doorgenummerd, 124 pagina’s totaal). De inhoud hiervan is steeds zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 6 september 2024, voor zover inhoudende (p. 6-9):
(pagina 6) Op dinsdag 3 september 2024 omstreeks 20.15 uur kwam mijn broertje [de verdachte] bij mij aan de deur. Ik woon op het [adres 2] in Gouda. Ik woon daar samen met mijn vrouw en kinderen. Toen [de verdachte] aan de deur stond was ik samen met mijn vrouw en kinderen in de woning. Ik heb een ringdeurbel bij mijn voordeur hangen. Ik kon hierop alles horen wat [de verdachte] zei. Ik hoorde hem het volgende zeggen: "Willen jullie oorlog voeren, dit willen jullie niet geloof me. Je gaat geen leven meer krijgen". Ik hoorde hem allerlei scheldwoorden zeggen. Ik zag dat hij hierbij allerlei schietgebaren maakte met zijn rechter hand. Ik hoorden [de verdachte] op een gegeven moment in het Arabisch zeggen: "Ik zweer bij God dat ik jullie ga vermoorden, schietend". Omstreeks 20.24 uur zag ik op mijn ringdeurbel dat [de verdachte] weg liep. Ik hoorde bij het weglopen dat hij zei: "Deze week wordt voor jullie billen aanspannen." Ik zag dat [de verdachte] voor mijn woning op de stoep bleef staan. Ik hoorde [de verdachte] toen opnieuw in de Arabische taal zeggen: "Ik zweer bij God dat ik jullie ga vermoorden." Ik zag vervolgens op de ringdeurbel dat hij weg liep en uit beeld verdween.
(pagina 8) Op 5 september 2024 20.17 uur hoorde ik de deurbel afgaan. Ik zag een vrouw voor de deur staan. Ik herkende deze vrouw direct als [naam 5] . Ik zag dat [naam 5] samen met [de verdachte] was. Ik zag [de verdachte] op ringdeurbel voor mijn woning staan. Ik hoorde [de verdachte] zeggen: "Als ze willen starten, start ik met hen dit is hun laatste dag". Ik hoorde [de verdachte] zeggen tegen [naam 5] ": Ik ga jullie vuur en kogels geven en dat mag iedereen weten."
(pagina 8) Ik hoorde van mijn vader dat [de verdachte] mijn auto zou zijn hebben vernield. Dit zou mijn vader zelf hebben gezien. Ik heb via een ringdeurbel gezien dat [de verdachte] samen met [naam 5] langs mijn auto lopen. Mijn auto betreft een Volkswagen Passat, voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag op de beelden dat [de verdachte] bukt en met zijn arm langs de linkerzijkant van mijn voertuig haalt. Ik zag hierop dat [de verdachte] samen met [naam 5] in een Range Rover stapt en wegrijdt. Ik zag dat mijn auto aan de linkerzijde bekrast was. Ik zag dat het een diepe kras is van ongeveer vier meter lang van het linker achter licht tot aan de linker koplamp
2. Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden/audio Ring-deurbel), opgemaakt op 8 september 2024, voor zover inhoudende (p. 14-15):
2024 Sep 03 - 08:17 PM
Ik zag dat de man nog steeds met zijn rug naar de muur stond, en enkele seconden op zijn telefoon keek. Vervolgens hoorde ik hem zeggen:
- 'Kanker vieze mensen, kanker vieze mensen. Kanker vieze kanker ratten'
- (.... onverstaanbaar, vermoedelijk Arabisch)
- 'Schietend zelfs. Ik heb geen genade, met niemand. Ook niet met jou, kanker hoer.'
2024 Sep 03 - 08:23 PM
Ik zag dat de man nog steeds met zijn rug naar de deur stond. Ik hoorde hem zeggen:
- 'Fucked up'
- 'Vanavond wordt raar, deze avond, deze week. Ik beloof jullie deze week wordt
billen aanspannen, sorry.'
2024 Sep 05 - 08:17 PM
Ik zag dat er een vrouw de voortuin in liep en op de bel drukte. Ik zag dat de vrouw
blond haar in een knot had, dat zij een grijs T-shirt droeg en een zwarte
joggingsbroek. Ik zag dat zij sleutels in haar hand had. Ik zag dat er een man voor
het hekje van de voortuin bleef staan. Ik zag dat dit dezelfde man was als op de
beelden van 3 september 2024. Ik hoorde de man zeggen:
- 'Als ze willen starten, start ik met hun. Het is hun laatste dag.'
Ik zag dat de man vervolgens in gesprek ging met een andere jongen, welke hij
tegenkwam op straat. Ik zag dat de vrouw voor de deur bleef staan.
2024 Sep 05 - 08:18 PM
Ik zag dat de man en de vrouw wegliepen en rechts uit beeld verdwenen. Ik hoorde
dat de man tijdens het weglopen zei:
- 'Ik ga jullie vuur en kogels geven, dat mag iedereen weten.'
3. Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden Ring-deurbel), opgemaakt op 8 september 2024, voor zover inhoudende (p. 17):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende. Op zondag 8 september 2024 omstreeks
14:00 uur was ik, verbalisant belast met recherchewerkzaamheden. Ik deed
onderzoek naar een vernieling, en was derhalve belast met het uitwerken van
de door aangever aangeleverde camerabeelden, afkomstig van een
ringdeurbelcamera. Ik zag op de beelden een man en een vrouw aan de overkant van
de straat op de stoep lopen. Ik zag dat dit dezelfde man en vrouw waren als
omschreven in proces-verbaal van bevindingen 2024287261-6. Ik zag dat er tegen
de stoep een grijze auto geparkeerd stond. Ik kon niet goed zien wat het merk en
type van de auto was. Ik zag dat de man aan de linker voorzijde van de auto bukte,
en dat de man gebukt langs de zijkant van de auto liep. Ik zag dat de man ter hoogte
van de linker achterzijde van de auto weer omhoog kwam, en dat hij verder liep. Ik
kon niet goed zien wat de man precies deed bij de auto.
4. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 7 september 2024, voor zover inhoudende (p. 28-29):
Vandaag zaterdag 7 september 2024 omstreeks 18:20 uur was ik bij mijn ouders aan
het [adres 4] in Gouda. Mijn ouders waren in de woning, net als mijn oom en
mijn zwager.
Op een gegeven moment kwam mijn broer [de verdachte] de tuin en de woonkamer in lopen.
Ik hoorde hem meteen bedreigingen uiten. Hij bedreigde mij en alle anderen in de
woning. Ik hoorde hem meteen na binnenkomst zeggen: "Ik ga je schieten, ik ga je
in de brand steken, ik ga je huis in brand steken".
Tijdens dit allemaal bleef hij schreeuwen: "ik ga jullie vermoorden, ik ga jullie
dood maken".
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , opgemaakt op 7 september 2024, voor zover inhoudende (p. 35-36):
(pagina 35) Op donderdag 5 september 2024 omstreeks 14.00/15.00 uur ben ik
getuige geweest van een vernieling en bedreiging. Ik zag dat [de verdachte] en [naam 5]
aanbelden bij de deur van [voornaam] op de [adres 2] te Gouda. Ik zag
dat [de verdachte] op de deur sloeg. Ik zag dat [naam 5] aanbelde bij de woning van [voornaam] .
Tijdens deze handeling was [de verdachte] aan het schreeuwen dat hij [voornaam] dood ging
maken, dat hij de woning in brand ging steken en dat hij de kinderen en [voornaam]
en zijn vrouw zou doodschieten.
(pagina 36) Ik zag dat [naam 5] en [de verdachte] wegliepen van de woning. Ik zag dat [de verdachte] en
[naam 5] langs de auto van [voornaam] liepen. Ik zag dat [de verdachte] bukte richting de auto. Ik
zag dat [de verdachte] een vuurwerp in zijn handen had. Ik zag dat hij dit voorwerp tegen de
auto van [voornaam] aandrukte. Ik zag dat hij het voorwerp langs de zijkant van het
voertuig haalde. Ik zag dat hij met het voorwerp een swingende beweging maakte
aan het einde van de auto. Ik zag dat er een kras achterbleef op het voertuig welke
van de achterzijde tot aan de voorzijde van het voertuig liep. Ik zag dat [de verdachte] weg
liep. Hierop volgend ben ik naar [voornaam] huis gelopen en heb ik verteld wat ik
heb gezien.
Op zaterdag 7 september 2024 omstreeks 20.00 uur ben ik getuige geweest van een
bedreiging van [de verdachte] tegen [voornaam] , mij en mijn vrouw in mijn woning op
[adres 4] te Gouda. Ik hoorde dat [de verdachte] zei dat hij ons allemaal dood zou maken
en dat hij ons zou doodschieten. Ik hoorde dat [de verdachte] dit meerdere keren herhaalde.
6. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 11 maart 2025, voor zover inhoudende:
Foto 1, 2, 3, 4 en 5 (pagina 79-83 van het hiervoor genoemde proces-verbaal): een grijze auto van het merk Volkswagen met een kras lopend over de linkerzijkant van de voorzijde naar de achterzijde.
Dagvaarding II (parketnummer 02/317135-23)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2000-2023294146, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 95). De inhoud hiervan is steeds zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 18 november 2023, voor zover inhoudende (p. 22-23):
(pagina 22) Op 25 april 2023 ben ik bevallen van mijn zoontje [naam 6] . De vader genaamd [de verdachte] van [naam 6] en ik hebben een knipperlicht relatie.
(pagina 23) Afgelopen dinsdag op woensdagnacht, 14 op 15 november 2023, was ik in mijn woning, samen met [naam 6] en met [de verdachte] . [de verdachte] had weer een driftbui en was boos op mij. [de verdachte] heeft toen mijn telefoon in mijn gezicht geslagen. Ik voelde pijn aan mijn bovenlip en ik proefde de smaak van bloed in mijn mond. Dit was voor mij de druppel. Opmerking verbalisant: tussen neus en bovenlip is een wondje te zien van ongeveer 3 à 4 centimeter; de wond is recent aangebracht.
2. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 11 maart 2025, voor zover inhoudende:
Foto’s 8, 9,10, 13 en 14 (pagina 34-36 en 39-40 van het hiervoor genoemde proces-verbaal): een vrouw met een wond tussen neus en bovenlip.
Dagvaarding III (parketnummer 09/057928-24)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024053069, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 72). De inhoud hiervan is steeds zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , opgemaakt op 19 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 18-20):
Ik stond in mijn voortuin op zondag 18 februari 2024 op de [adres 3] te Gouda toen ik uit de voordeur van huisnummer [huisnummer 2] een jongeman zag komen die in het donker was gekleed met een wit mutsje. Ik herkende de jongeman als het broertje van mijn buurman [voornaam] . Mijn eigen broer kwam naar buiten. Mijn eigen broer en het broertje van de buurman die naast mij stonden groetten elkaar vriendelijk. Zij kenden elkaar. Mijn broer stelde voor om een eindje te gaan wandelen met het broertje van de buurman. Het broertje ging hier mee akkoord waarop zij met zijn tweeën een stukje zijn gaan wandelen.
Ik heb in mijn voortuin even gewacht tot mijn broer terugkwam. Na een aantal minuten kwam mijn broer samen met het broertje van de buurman terug. Het broertje begon meteen tegen mij te schreeuwen dat mijn broer zijn excuses moest gaan aanbieden. Mijn broer liep naast hem. Ik zei tegen het broertje dat er niets aan de hand is. Hij zei vervolgens tegen mij dat ik de reden ben waarom zijn broer, van huisnummer 17, zou willen verhuizen. Hij keek erg boos en was aan het schelden in het Arabisch/Marokkaans. Ik riep vanaf buiten naar mijn vrouw dat zij de politie moest gaan bellen. Waarop mijn vrouw antwoordde dat zij dat ging doen. Toen het broertje dat hoorde ging hij uit zijn dak en kwam hij voor mij staan. Ik zag dat het broertje in zijn rechterhand een telefoon vasthield. Hij zei tegen mij: "Je gaat het zien, ik ga je neerknallen". Ik was erg verbaasd en was stil waarop het broertje zei: "Bel de politie maar, ze kunnen mij niets maken. Zij kennen mij. Wacht maar." Ik keek hem aan en voelde mij bedreigd gezien zijn lichaamshouding en wat hij zei.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 18 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Ik verklaar omtrent de bedreiging op 18 februari 2024 het volgende. Mijn oom die hier woont was aan het roken voor de deur. Ik hoorde dat het broertje van de buurman traag en intimiderend vragen stelde. Ik hoorde mijn oom hier rustig op reageren. Hierop hoorde ik dat het broertje van de buurman agressief reageerde. Hierop riep ik mijn andere oom om te zeggen dat hij erbij moest gaan staan. Ik hoorde dat mijn oudere oom probeerde te bemiddelen tussen de buren en zijn jongere broer. Ik hoorde het broertje van de buurman vervolgens zeggen: ‘Ik ga jullie allemaal neerknallen.’ En ‘Als ik wil, knal ik jullie allemaal neer.’ Ik hoorde het broertje van de buurman in het Arabisch bedreigingen uiten zoals dat hij ons zou neerschieten en hij ons zou neerknallen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige N. Kouj, opgemaakt op 19 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 30):
Op zondag 18 februari 2024 bevond ik mij, in mijn woning, in de woonkamer, op de [adres 3] te Gouda. Mijn zwager genaamd: [naam 7] , was bij ons op bezoek. Mijn zwager is met mijn man [naam 8] naar de buurman zijn woning toe gegaan om de situatie nog eens uit te leggen. De voordeur stond open waardoor ik alles vanuit de woonkamer voor de woning kon horen. Ik hoorde mijn zwager met de broer van buurman [naam 7] praten. Ik herkende de stem als de stem van [de verdachte] . Ik hoorde dat het gesprek omsloeg naar een discussie. Ik hoorde [de verdachte] in het Arabisch schelden. Ik hoorde [de verdachte] het volgende in het Arabisch zeggen: "Jullie gaan zien wat er gaat gebeuren." "Ik ga jullie allemaal doodknallen."
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Op zondag 18 februari 2024, omstreeks 20:55 uur, bevond ik, verbalisant [hoofdagent 2] , mij in uniform gekleed, in een opvallend dienstvoertuig en met incidenten afhandeling belast voor basisteam Gouda.
Vervolgens stapte ik uit mijn voertuig en vroeg aan [de verdachte] of hij met zijn handen tegen mijn politievoertuig kwam staan omdat er een melding van bedreiging was waar hij voldeed aan het signalement. Ik hoorde hem het volgende verklaren: "Ik ga niet meewerken. Ik weet hoe de politie werkt. Als jullie mij aanraken dan ga ik tegenwerken."
Vervolgens onder het fouilleren zag ik dat de persoon zich op collega [brigadier] richtte door naar hem te kijken. Ik hoorde hem het volgende zeggen: "Wat ben jij voor een vuile kanker sadist." Terwijl hij dit zei zag ik hem naar mijn collega [brigadier] kijken. Vervolgens hoorde ik collega [brigadier] zeggen dat hij was aangehouden voor belediging. Ik pakte zijn linker arm vast en duwde hem tegen de auto aan. Ik voelde dat hij begon tegen te werken door terug te duwen en zijn armen in de tegengestelde richting te duwen. Kort daarna kwam collega [hoofdagent 1] erbij. Ik zag dat collega [hoofdagent 1] de verdachte wilde gaan boeien. Ik voelde dat de persoon niet meewerkte met de aanhouding. Ik voelde dat hij tegendruk gaf bij zijn linker arm en zijn rug naar achter duwde. Vervolgens had ik zijn linkerarm in overstrekking gezet. Op dat moment kon de linker boei aangeslagen worden. Daarna stribbelde hij nog wat tegen met de rechterboei. Ik zag dat de verdachte zijn rechterarm heen en weer bewoog ondanks dat collega [brigadier] zijn rechterarm vast had.
In de rit naar Gouda hoorde ik de verdachte het volgende schreeuwen:" Ik heb pijn. Ik kan geen ademhalen. Je bent een kanker sadist, ik ga jou onthouden, jij gaat hier last van krijgen!"
5. Het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt op 18 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 45-46):
Ik, verbalisant [brigadier] , reed, op zondag 18 februari 2024 omstreeks 21:15
uur, op de Vrijheidslaan ter hoogte van perceel [huisnummer 1] te Gouda. Ik hoorde dat [de verdachte]
zei dat ik vies, zwakzinnig en dom was, of in woorden van gelijke
strekking. Ik hoorde dat hij vroeg wie ik wel niet was en dat ik helemaal niks
voorstelde, of in woorden van gelijke strekking. Ik hoorde dat hij zei dat ik zijn jas
gescheurd had en dat ik hem altijd slecht behandel. Ik zag dat zijn jas niet gescheurd
was. Daarnaast kon ik onmogelijk zijn jas gescheurd hebben, mocht dit wel het
geval zijn. Tevens had ik deze man nog nooit gezien. Ik hoorde dat hij zei dat hij
mijn werkwijze kende en dat de politie allemaal klootzakken zijn, of in woorden van
gelijke strekking. Deze opmerkingen maakte hij tijdens het bellen tegen een voor
mij onbekend persoon. Ik zag dat er buurtbewoners met ons gesprek meeluisterden.
Ik zag dat er meerdere buurtbewoners vanaf hun balkon/raam naar ons keken. Ik
voelde mij in mijn goede naam en eer aangerand. [de verdachte] pakte zijn mobiele
telefoon en zei dat hij vanaf nu alles ging opnemen. Ik zag dat Lahrach zijn
telefoon in zijn zak deed. Ik hoorde dat [de verdachte] zei dat hij niet mee wilde
werken aan een fouillering en ik hoorde dat [de verdachte] zei dat politieambtenaar
Stuivenberg en ik een hele zware avond met hem gingen krijgen. Ik zag dat Lahrach
zich omdraaide voor een fouillering. Ik zag [de verdachte] steeds meer opgefokt ging
praten en drukker met zijn armen ging zwaaien. Ik zag dat Lahrach mij aankeek en
dat hij het woord Kanker tegen mij zei. Ik hoorde niet wat Lahrach verder tegen mij
riep. Ik voelde mij wederom in mijn eer en goede naam aangerand. Op zondag 18
februari 2024, om 21:17, hield ik, verbalisant [brigadier] , op de openbare weg,
ter hoogte van perceel [adres 5] te Gouda, Lahrach aan als verdacht van
belediging. Tijdens de aanhouding hoorde ik door middel
van het portofoon verkeer, dat er tevens door de melder aangifte wordt gedaan tegen
[de verdachte] betreft bedreiging.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 maart 2025, voor zover inhoudende:
Op 18 februari 2024 in de avond was ik bij mijn broer. Er was een burenruzie.