Op 16 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Syrische asielzoeker, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Het COa had op 30 oktober 2024 besloten eiser te plaatsen in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na een incident waarbij eiser zijn vrouw had mishandeld. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond was, omdat het COa op goede gronden had besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De rechtbank vond de verslaglegging van het COa voldoende en oordeelde dat eiser zijn zienswijze voldoende had kunnen inbrengen. De stellingen van eiser over schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) werden niet onderbouwd met individuele omstandigheden en leidden niet tot een ander oordeel. Het recht op rechtsbijstand was niet geschonden en eiser was niet in zijn belangen geschaad. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroep te laat was ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Eiser kan tegen de uitspraak over het plaatsingsbesluit hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.