ECLI:NL:RBDHA:2025:4818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
SGR 24/5779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, die met ingang van 26 september 2022 geen recht meer had op een WIA-uitkering, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het UWV heeft het bezwaar gegrond verklaard en vastgesteld dat eiser voor 50,53% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de gronden van eiser als mager beoordeeld en geen aanleiding gezien om van het standpunt van het UWV af te wijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd heeft waarom eiser beperkt is in zijn mogelijkheden om te werken. De rechtbank concludeert dat de geduide functies passend zijn voor eiser en dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op een WIA-uitkering van 50,53% arbeidsongeschiktheid. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A. van Lange),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Inleiding

In het besluit van 7 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 26 september 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Aan dit besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige ten grondslag.
In het besluit van 22 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft bepaald dat eiser met ingang van 26 september 2022 alsnog recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij voor 50,53% arbeidsongeschikt wordt geacht. Aan dit besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser is zonder voorafgaand bericht niet verschenen.

Overwegingen

Gronden van eiser
1. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd en dat een te laag arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld.
Standpunt van verweerder
2. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat er medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. De verzekeringsarts b&b heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op 22 maart 2024 aangepast. Aan de hand van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige b&b functies geduid die eiser zou kunnen verrichten. Verweerder heeft het arbeidspercentage vastgesteld op 50,53%. In het verweerschrift geeft verweerder aan dat eiser niet met (nieuwe) medische gegevens heeft onderbouwd dat een ander beeld naar voren komt dan uit het onderzoek door de verzekeringsarts b&b en de bij verweerder beschikbare informatie van de behandelend sector.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt vast dat eisers gronden zeer mager zijn. De rechtbank ziet in hetgeen hij heeft aangevoerd geen aanleiding om van het standpunt van verweerder af te wijken. Over het medische onderdeel van het besluit overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b in het verslag van 21 maart 2024 aangeeft dat eiser vanwege longproblematiek en klachten van het bewegingsapparaat niet belastbaar is voor zwaar fysiek werk. De primaire arts heeft daar deels rekening mee gehouden in de FML. De verzekeringsarts b&b voegt aan de FML van 22 maart 2024 meer beperkingen toe ten aanzien van koude, zitten tijdens het werk, frequent buigen, lopen, trappenlopen, staan en gebogen en/of getordeerd actief zijn. De beperkingen ten aanzien van duwen/trekken en tillen tijdens het werk worden verder aangescherpt. De verzekeringsarts b&b verwijdert de beperking dat voor eiser alleen kortdurend een gedwongen houding mogelijk is, omdat daar geen medische onderbouwing voor is. De toelichting bij de beperking zitten wordt ook verwijderd omdat eiser ongeveer een uur achtereen kan zitten, maar hij zich daarbij wel moet kunnen verzitten. Op psychisch gebied is eiser beperkt ten aanzien van psychische stress, het stellen van hoge eisen, omgaan met conflicten en wordt de toelichting van deadlines en productiepieken ter verduidelijking aangevuld. Ten slotte acht de verzekeringsarts b&b eiser op energetisch gronden beperkt voor maximaal 6 uur per dag en 30 uur per week en geen nachtdiensten. De verzekeringsarts b&b merkt op dat deze beperkingen zijn vastgesteld gebaseerd op medisch objectiveerbare stoornissen. De door eiser ervaren subjectieve klachten en belemmeringen kunnen gezien de medisch objectiveerbare stoornissen bij eiser niet één op één overgenomen worden. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b hiermee voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd op welke punten in de FML eiser beperkt is.
4. Uitgaande van de juistheid van de FML is er geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies niet passend zijn voor eiser. Eiser heeft hiertegen ook geen specifieke gronden gericht. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiser en dat verweerder hiermee eiser terecht voor 50,53% arbeidsongeschikt heeft geacht.
Conclusie
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft bepaald dat eiser met ingang van 26 september 2022 recht heeft op een WIA-uitkering naar een mate van 50,53% arbeidsongeschiktheid.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.