ECLI:NL:CRVB:2025:1375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 aan partijen bekendgemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 6 mei 2025.
Het beroepschrift werd echter pas op 7 mei 2025 ontvangen, wat betekent dat het na afloop van de termijn was ingediend. De gemachtigde van de appellant had geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar konden maken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, en dat de belangen van de appellant in het materiële geschil niet relevant waren voor de beoordeling van de ontvankelijkheid. De uitspraak benadrukt dat als een beroepschrift na de termijn wordt ingediend, het niet-ontvankelijk verklaard moet worden, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
De uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier E.J.E. Veldhuizen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet doen.