ECLI:NL:CRVB:2025:1375

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
25/903 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn begint te lopen op de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 aan partijen bekendgemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 6 mei 2025.

Het beroepschrift werd echter pas op 7 mei 2025 ontvangen, wat betekent dat het na afloop van de termijn was ingediend. De gemachtigde van de appellant had geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar konden maken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, en dat de belangen van de appellant in het materiële geschil niet relevant waren voor de beoordeling van de ontvankelijkheid. De uitspraak benadrukt dat als een beroepschrift na de termijn wordt ingediend, het niet-ontvankelijk verklaard moet worden, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

De uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier E.J.E. Veldhuizen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet doen.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2025, SGR 24/5779 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 11 september 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.A. van Lange hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Als een partij wordt bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener dan komt diens handelen in beginsel voor risico van die partij. Een termijnoverschrijding is in een dergelijk geval doorgaans niet verschoonbaar vanwege de professionaliteit die bij beroepsmatig handelen mag worden verwacht. Op dit uitgangspunt wordt alleen een uitzondering gemaakt als sprake is van (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de professionele rechtshulpverlener of als de termijnoverschrijding is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 25 maart 2025 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 25 maart 2025 en geëindigd is op 6 mei 2025.
Het beroepschrift is op 7 mei 2025 ontvangen en dus na afloop van de beroepstermijn door de gemachtigde van appellant ingediend. Bij brief van 28 mei 2025 is gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellant heeft daarop bij brief van 30 juli 2025 geantwoord dat hij in de week erna zou toelichten waarom de termijn is overschreden. Dit is tot op heden niet gebeurd.
De gemachtigde heeft daarmee geen (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers in tegenwoordigheid van E.J.E. Veldhuizen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025.

(getekend) mr. E.J.J.M. Weyers

(getekend) E.J.E. Veldhuizen

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.