ECLI:NL:RBDHA:2025:4840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
09-191882-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en vervaardiging van een afbeelding van seksuele aard door een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en het vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van een meisje, aangeduid als [naam 1], tot seksuele handelingen, waarbij hij haar bedreigde met het verspreiden van naaktfoto's die hij van haar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft vastgepakt, geduwd en haar broek heeft opengemaakt, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van dwang en onvrijwilligheid. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar heeft betwist dat deze onder dwang zijn gebeurd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in ander bewijs, waaronder de verklaring van een getuige die de situatie heeft waargenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen, een werkstraf van 40 uren en een leerstraf van 40 uren, met bijzondere voorwaarden zoals een contactverbod met het slachtoffer en begeleiding door een coach. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 4.500,- aan de benadeelde partij, [naam 1].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-191882-23
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 27 februari 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. M. Kampen en de raadsvrouw van de verdachte is mr. R.A.R. Hoekman te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 26 juli 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- (via snapchat, althans via sociale media) tegen [naam 1] te zeggen dat hij, verdachte, een naaktfoto van die [naam 1] tezamen met haar afkomst en adres zou verspreiden op telegram, althans op sociale media,
- (via snapchat, althans via sociale media) [naam 1] te bedreigen met een foto van die [naam 1] waarop te zien is dat zij deels ontkleed is en (enkel) een BH en broek draagt,
- (via snapchat, althans via sociale media) tegen [naam 1] te zeggen dat hij voornoemde foto's zou verwijderen als die [naam 1] hem, verdachte, zou pijpen,
- met [naam 1] af te spreken in een park op een afgelegen plek,
- die [naam 1] (met kracht) bij haar armen vast te pakken en naar beneden te duwen en die [naam 1] daarbij de woorden toe te voegen: "nu ga jij mij pijpen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- (via snapchat, althans via sociale media) voorafgaand aan hun ontmoeting die [naam 1] een foto van een mes te tonen en die [naam 1] daarbij de woorden toe te voegen:"als jij iemand meeneemt of de politie dan ben ik voorbereid", althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke aard en/of strekking (en daarmee bij die [naam 1] de indruk heeft gewekt dat hij, verdachte, tijdens hun ontmoeting in het park gewapend was),
- een of meermalen (met kracht) het hoofd van [naam 1] vast te pakken,
- een of meermalen (met kracht) tegen het hoofd van [naam 1] te duwen,
- de broek van [naam 1] open te maken,
- de armen van [naam 1] weg te duwen, en/of
- een of meermalen (met kracht) [naam 1] naar beneden te duwen,
[naam 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten het een of meermalen:
- brengen, duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] en/of
- brengen, duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, handen en/of vingers in/tegen/over de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [naam 1] ;
2
hij, op of omstreeks 26 juli 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, [naam 1] , te weten een foto, waarop te zien is dat zij een tandenborstel in haar vagina doet,
- heeft vervaardigd en/of
- openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afbeelding opzettelijk en wederrechtelijk was vervaardigd en/of terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. De verdachte heeft erkend dat [naam 1] hem heeft gepijpt en dat de verdachte [naam 1] heeft gevingerd, maar de verdachte heeft geen dwang uitgeoefend bij of voorafgaand aan deze seksuele handelingen. Tussen de verdachte en [naam 1] was sprake van vrijwillig seksueel experimenteergedrag. [naam 1] heeft zo onsamenhangend, tegenstrijdig en wisselend verklaard dat er geen doorslaggevende waarde aan haar verklaringen kan worden toegekend. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsvrouw zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen feit 1
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij [naam 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van één of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Juridisch kader
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (dit is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, zie o.a. ECLI:NL:HR:2023:1152).
Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het is voldoende dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, die afkomstig is van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van [naam 1] voldoende betrouwbaar kunnen worden geacht. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of de verklaringen van [naam 1] in voldoende mate worden gesteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen [naam 1]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [naam 1] via Snapchat twee (naakt)foto’s van zichzelf aan de verdachte heeft gestuurd en dat de verdachte hiervan schermafbeeldingen heeft gemaakt. Ook heeft [naam 1] in een videogesprek waar de verdachte aan deelnam zichzelf naakt gefilmd en heeft de verdachte ook hiervan een schermafbeelding gemaakt. De verdachte heeft vervolgens gedreigd deze (naakt)foto’s te verspreiden. De verdachte zou de foto’s verwijderen als [naam 1] de verdachte zou betalen. De verdachte en [naam 1] hebben daarop samen afgesproken en zijn naar een parkje gelopen. [naam 1] heeft vervolgens in de telefoon van de verdachte gezien dat de foto’s waren verwijderd.
De verklaringen van [naam 1] en de verdachte over wat er vervolgens is gebeurd lopen uiteen. [naam 1] heeft kortgezegd verklaard dat de verdachte haar vervolgens heeft gedwongen hem te pijpen door haar vast te pakken en naar beneden te duwen en tegen haar hoofd te duwen. De verdachte heeft verklaard dat [naam 1] geen geld bij zich had en dat [naam 1] hem vervolgens heeft gezegd: “wat wil je”, waarop de verdachte te kennen heeft gegeven dat hij gepijpt wilde worden en [naam 1] dat vervolgens vrijwillig heeft gedaan.
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] in haar verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris gedetailleerd en voldoende consistent heeft verklaard over de plaats, de aanleiding en de context van de seksuele handelingen. In tegenstelling tot de verdediging ziet de rechtbank daarom geen aanleiding om op deze onderdelen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] . Zo heeft [naam 1] consistent verklaard over de dreiging door de verdachte dat hij haar (naakt)foto’s zou verspreiden. Ook heeft zij consistent verklaard dat de afspraak tussen haar en de verdachte is gemaakt om de foto’s te verwijderen waarbij is gesproken over het betalen van geld door [naam 1] om de foto’s te verwijderen. De verdediging heeft er op gewezen dat de verklaringen van [naam 1] zeer wisselend waren. De rechtbank ziet dat dat inderdaad het geval is ten aanzien van – kort gezegd – het (moeten) maken van een naaktfoto en waar het gaat om het al dan niet via de telefoon dreigen met een mes. Zoals hiervoor aangegeven, zijn de verklaringen echter op het punt van het afgedwongen seksuele contact en de context waarbinnen dat heeft plaatsgevonden, namelijk nadat de verdachte had gedreigd een naaktfoto van [naam 1] openbaar te maken of te verspreiden (hetgeen de verdachte ook heeft bekend), consistent. De rechtbank zal deze verklaringen daarom gebruiken voor het bewijs.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [naam 1] daarnaast voldoende steun in andere op zichzelf staande bewijsmiddelen.
Gedurende het onderzoek heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd. In zijn verhoor bij de politie van 1 augustus 2023 heeft de verdachte een op grote lijnen bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank wil aannemen dat dit een lang en intensief verhoor is geweest. De verdachte heeft echter, na daarvoor kort overleg te hebben gehad met zijn raadsvrouw, tegenover de verbalisanten aangegeven dat hij gewoon het hele verhaal zou gaan vertellen. De rechtbank zal deze verklaring van de verdachte daarom betrekken bij het bewijs. Deze verklaring heeft hij bovendien op onderdelen herhaald bij de rechter-commissaris, op het punt dat [naam 1] zelf op zijn telefoon heeft gezien dat de foto’s waren verwijderd. Ook heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard dat hij [naam 1] onder druk heeft gezet met de foto’s. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [naam 1] meteen nadat zij zag dat de foto’s waren verwijderd aan de verdachte vroeg wat hij wilde dat zij deed en de verdachte daarop heeft gezegd: pijpen. Dit komt overeen met de verklaring van [naam 1] . Ook heeft de verdachte verklaard dat hij de broek van [naam 1] heeft opengemaakt.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een meisje uit de bosjes zag lopen en dat haar broek een stuk open stond. Terwijl het meisje uit de bosjes kwam, deed zij haar broek dicht. De getuige zag een jongen wegrennen. Het meisje vertelde hem dat een jongen had geprobeerd haar te verkrachten en dat zij de jongen had moeten pijpen. Het meisje vertelde hem dat de jongen met zijn handen op plekken was geweest wat niet hoorde. Het meisje vertelde iets over filmpjes die gewist moesten worden. Ze hadden afgesproken om de foto’s te wissen Het meisje was volgens de getuige emotioneel. Zij huilde niet maar had wel tranen in haar ogen. Deze door de getuige beschreven gemoedstoestand is naar het oordeel van de rechtbank passend bij wat [naam 1] kort daarvoor is overkomen.
In de verklaring van de verdachte zelf en in de verklaring van de getuige vindt de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene het benodigde steunbewijs voor de verklaring van [naam 1] .
De verklaring van de verdachte, die er in wezen op neerkomt dat er geen enkel verband zou zijn met de naaktfoto‘s van [naam 1] en dat de seksuele handelingen geheel vrijwillig zijn ondergaan of gepleegd, vindt de rechtbank in het licht van het vorenstaande niet aannemelijk.
Dwang
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in de onderhavige zaak sprake is geweest van ‘dwingen’ in de zin van artikelen 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), in die zin dat er sprake is van geweld en/of de andere feitelijkheden (of de bedreiging daarmee) dat heeft geleid tot het ondergaan van handelingen die het slachtoffer zonder dat geweld of die feitelijkheden (of de bedreiging daarmee) niet zou hebben verricht of laten gebeuren. Het gaat om handelingen waaraan het slachtoffer zich ‘naar redelijke verwachting’ niet heeft kunnen onttrekken. Ten slotte is slechts aan ‘dwingen’ voldaan indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte – dat in ‘dwingen’ besloten ligt – mede omvat dat de verdachte het slachtoffer de seksuele handelingen doet ondergaan tegen haar wil en de omstandigheid dat het slachtoffer zich niet of alleen zeer moeilijk (nauwelijks) aan het handelen kon onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Er moet sprake zijn van onvrijwilligheid en van onvermijdbaarheid. De verdachte moet hebben geweten van de onvrijwilligheid aan de kant van het slachtoffer én moet opzettelijk een situatie in het leven geroepen hebben waaraan het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet heeft kunnen onttrekken. Het is hierbij ook voldoende als de verdachte de aanmerkelijke kans op de onvrijwilligheid en de onvermijdbaarheid willens en wetens heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet).
De rechtbank is van oordeel dat er in deze situatie sprake is geweest van de hiervoor bedoelde dwang door feitelijkheden. [naam 1] moest aan de verdachte geld betalen om haar foto’s te mogen verwijderen. Toen zij geen geld bij zich had, vroeg – zo verklaart de verdachte - [naam 1] meteen wat de verdachte wilde dat zij deed. Onmiddellijk daarop heeft de verdachte tegen [naam 1] gezegd dat hij wilde dat zij hem zou pijpen. Daarbij komt dat de verdachte eerder enigszins dreigend om geld heeft gevraagd. De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte [naam 1] heeft vastgepakt, geduwd en haar broek heeft opengemaakt. De andere in de tenlastelegging genoemde omstandigheden, waaronder het dreigen met het mes, acht de rechtbank niet bewezen.
De verdachte heeft aldus op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het creëren van deze voor [naam 1] dwingende en onvermijdbare situatie. Ook heeft de verdachte op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de handelingen tegen de wil van [naam 1] ingingen. De rechtbank begrijpt dat [naam 1] zich gedwongen voelde om deze seksuele handelingen te plegen en te ondergaan, omdat zij bang was dat de foto’s verspreid zouden worden. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat zij zich gedwongen voelde om met de verdachte af te spreken door de angst die was ontstaan door de dreiging dat haar naaktfoto’s zouden worden verspreid. Het is alleszins voorstelbaar dat de dreiging van het verspreiden van naaktfoto’s voor een minderjarig meisje zeer ingrijpend is, zeker in een tijd waarin sociale media een grote rol spelen. Het betrof daarbij ook nog eens bij één van de foto’s een zeer expliciete seksuele afbeelding. De verdachte heeft [naam 1] door dit alles gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte bedreigende situatie dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan de seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken.
De rechtbank is van oordeel dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en de aangeefster naar hun aard en onder de geschetste omstandigheden niet passen binnen het experimenteren op seksueel gebied. Er was immers sprake van dwang en onvrijwilligheid. Het verweer van de verdediging wordt op dit punt verworpen.
Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [naam 1] .
3.5
Gebruikte bewijsmiddelen feit 2
De rechtbank zal voor feit 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt voor dit feit de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023231621, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 152).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 februari 2025;
2. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , opgemaakt op 24 augustus 2023 (p. 102-107);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 mei 2024 (p. 108).
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 26 juli 2023 te 's-Gravenhage door feitelijkheid
en, te weten door:
- tegen [naam 1] te zeggen dat hij, verdachte, een naaktfoto van die [naam 1] zou verspreiden op telegram,
en
- die [naam 1] bij haar armen vast te pakken en naar beneden te duwen,
en- een of meermalen tegen het hoofd van [naam 1] te duwen,
en- een of meermalen [naam 1] naar beneden te duwen,
en- de broek van [naam 1] open te maken,
[naam 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam 1] , te weten het:
- brengen, duwen en vervolgens houden van en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam 1] en
- brengen, duwen en vervolgens houden van en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [naam 1] ;
2
hij op 26 juli 2023 te 's-Gravenhage een afbeelding van seksuele aard, van [naam 1] , te weten een foto, waarop te zien is dat zij een tandenborstel in haar vagina doet,
- heeft vervaardigd en
- openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afbeelding opzettelijk en wederrechtelijk was vervaardigd en terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor het adres van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, te weten de leerstraf So-Cool van 40 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het advies van de psycholoog om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging is van mening dat het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie schadelijk zal zijn voor de verdachte. De verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt in de afgelopen anderhalf jaar. Dat zal teniet worden gedaan als de verdachte terug zou moeten naar de jeugdgevangenis. De verdachte kan zich vinden in de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en het vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard
.De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met het openbaar maken van (naakt)foto’s. De verdachte heeft deze foto’s waaronder de zeer expliciete foto ook verspreid, door deze aan een ander te sturen. Bij een ontmoeting tussen de verdachte en het slachtoffer, die er op gericht was deze foto’s te verwijderen, heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen hem te pijpen en heeft hij haar tegen haar wil gevingerd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van het verspreiden van naaktbeelden vaak jaren later nog geconfronteerd kunnen worden met dergelijke beelden. Dit is een grote inbreuk op hun privacy. De verdachte heeft kennelijk nooit stilgestaan bij het verdriet en de angst die dit bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen tot vergaande seksuele handelingen. Daarmee heeft hij op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden. Deze gevolgen hebben zich bij het slachtoffer ook voorgedaan, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft verder geen invloed op de strafoplegging, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 13 februari 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de kans op herhaling van een strafbaar feit laag wordt ingeschat. De op toezicht, begeleiding en controle gerichte interventies die zijn ingezet na de schorsing van augustus 2023 in combinatie met de begeleiding door de huidige school van de verdachte, hebben hier in positieve zin aan hebben bijgedragen. De Raad acht begeleiding, toezicht en training het meest passende strafadvies, zowel om de kans op herhaling te verkleinen als vanuit pedagogisch oogpunt. De Raad vindt het van groot belang dat de coach van E25 met de verdachte gaat werken aan het vergroten van zijn vaardigheden. Daarnaast adviseert de Raad dat de leerstraf So-Cool aan de verdachte moet worden opgelegd. Omdat voldoende effect wordt verwacht van de inzet van bovenstaande, de verdenking bijna anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en de verdachte voor en na de verdenking niet met justitie in aanraking is geweest, meent de Raad dat met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie kan worden volstaan.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van GZ-psycholoog in opleiding tot rapporteur Msc L.M.Th. Blok en GZ- onder supervisie van kinder- en jeugdpsycholoog drs. M.H. Keppel van 15 december 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte functioneert op een benedengemiddeld intelligentieniveau. De sociaal-emotionele ontwikkeling loopt achter. Ook is duidelijk geworden dat er bij de verdachte sprake is van ontwikkelingsproblematiek in de vorm van ADHD. Vanuit deze problematiek is er sprake van een gebrekkige impulscontrole, zeker wanneer de verdachte geen medicatie heeft ingenomen. Zijn impulsiviteit wordt voornamelijk als belangrijke factor gezien die heeft bijgedragen aan het delictgedrag, indien bewezen. Alles overziend kan gezegd worden dat de verdachte vanwege zijn problematiek minder in staat was om zijn impulsen te controleren, andere gedragskeuzes te maken en conform te handelen. Er wordt derhalve geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
Er zijn voldoende zorgen die interventie noodzakelijk maken, met name op het gebied van de seksuele ontwikkeling en ADHD. De verdachte behoeft ondersteuning en begeleiding bij de uitdagingen die op zijn pad komen in de fase van de adolescentie. Een training gericht op de seksuele ontwikkeling, omgang met anderen, het maken van keuzes en de bespreking van de risicofactoren voortkomend uit het ten laste gelegde (mits bewezen verklaard) zou helpend kunnen zijn om gedrag beter te reguleren. Psycho-educatie gericht op ADHD de verdachte kan daarbij helpend zijn. Het advies is om een voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd waarbij de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering met als bijzondere voorwaarde het volgen van de genoemde behandeling.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden is het uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden. De redelijke termijn begint op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is op 1 augustus 2023 in verzekering gesteld. De redelijke termijn is in deze zaak met anderhalve maand overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt bij een verkrachting een jeugddetentie van zes maanden vermeld. Gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten zou een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie in beginsel passend zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven af te wijken van de straf zoals die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, dat het oudere feiten zijn en dat de verdachte sindsdien goed heeft meegewerkt aan zijn schorsingsvoorwaarden, die bovendien lang hebben geduurd. Ook heeft de verdachte er ter zitting blijk van gegeven dat zijn handelen – ondanks het feit dat hij dit niet als afgedwongen seks zag – grote impact hebben gehad op het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien met de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat in deze specifieke situatie een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren en de leerstraf So-Cool van 40 uren, de pedagogisch juiste interventie is. De voorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd als stevige waarschuwing en zodat de verdachte zich met behulp van toezicht en begeleiding zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die de Raad adviseert, waaronder de begeleiding van een coach, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de straat waarin het slachtoffer woont.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 2] en ter terechtzitting bijgestaan door mr. W.N. van der Voet, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van schade een bedrag van € 29.190,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 21.690,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de gevorderde materiële schade van € 90,-, en heeft daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu vrijspraak is bepleit ten aanzien van feit 1 en de gevorderde vergoeding enkel lijkt te zien op de schade die het gevolg zou zijn van feit 1.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de gevorderde materiële schade die ziet op de verzochte vergoeding voor studievertraging niet-ontvankelijk te verklaren. Het causaal verband tussen het tenlastegelegde en de studievertraging kan niet zonder meer worden vastgesteld. Onderzoek daarnaar zou een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren.
Ook de gevorderde materiële schade voor het geldbedrag dat de benadeelde partij aan de verdachte zou hebben gegeven dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Deze schade vindt onvoldoende steun in het dossier.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade is de verdediging subsidiair van mening dat deze schade gematigd moet worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft onder andere materiële schade gevorderd wegens studievertraging overeenkomstig de Letselschade Richtlijn Studievertraging. Hoewel de rechtbank het voorstelbaar acht dat de benadeelde partij studievertraging kan hebben opgelopen als gevolg van wat haar is overkomen, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde studievertraging onvoldoende is onderbouwd. Het overleggen van een cijferlijst en een e-mail waaruit blijkt dat de benadeelde partij 3 havo heeft moeten overdoen en vervolgens moest overstappen naar 3 mavo, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te komen dat deze studievertraging het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. Nader onderzoek naar het precieze verband tussen de feiten en deze gevolgen, zou een onevenredige belasting van de afhandeling van de strafzaak opleveren. Gezien de onduidelijkheid op dit punt, kan de rechtbank ook niet naar billijkheid een bedrag toewijzen zoals gesuggereerd.
Ten aanzien van de gevorderde € 90,- is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende steun biedt dat de benadeelde partij dit bedrag aan de verdachte heeft moeten geven.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, voor zover die vordering betrekking heeft op materiële schade. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, waaruit blijkt dat zij traumabehandeling door middel van EMDR therapie heeft gekregen en rekening houdend met de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, zal de rechtbank de vergoeding voor geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 4.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 4.500,-, bestaande uit immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 26 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte ten opzichte van het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte verbeurd wordt verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter zitting afstand gedaan van de inbeslaggenomen telefoon.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde telefoon verbeurdverklaren. Deze telefoon is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze telefoon aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot deze telefoon het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 139h en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen
en
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat deze door of als gevolg van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon is verkregen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
64 (vierenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd (vier dagen), door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich onder begeleiding stelt, gericht op het vergroten van vaardigheden, van een (forensisch) coach van E25 of een soortgelijke instelling;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 1] ( [geboortedatum 2] 2009);
3. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de Van Mierisstraat te Den Haag;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west te Den Haag, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 (veertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
veroordeelt de verdachte ook tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten So-Cool Regulier, voor de duur van
40 (veertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [naam 1] , een bedrag van € 4.500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [naam 1] en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
het inbeslaggenomen goed
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1500-2023231621-2994634, Apple iPhone 7);
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.J.L. van der Waals, kinderrechter,
en mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. L.J. van Heel en L.B.M.A. Roozen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2025.