ECLI:NL:RBDHA:2025:4894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Libische nationaliteit op basis van achternaam en afvalligheid van de islam

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren op [datum] 1993 in Tripoli, Libië, heeft zijn aanvraag op 9 oktober 2023 ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 29 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de problemen die eiser ondervindt in Libië niet geloofwaardig zijn en niet voldoende onderbouwd met objectieve documenten. De rechtbank heeft de zaak op 19 maart 2025 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden voor de zitting.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden vanwege zijn achternaam niet aannemelijk zijn gemaakt. Eiser heeft niet kunnen uitleggen hoe zijn achternaam hem in Libië in gevaar zou brengen, en de rechtbank heeft de stelling van eiser dat hij vanwege zijn achternaam een extra risico loopt, verworpen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afvalligheid van eiser van de islam niet als een losstaand asielmotief kan worden beoordeeld, omdat er geen samenhang is met andere geloofwaardig geachte problemen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5287

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft zijn aanvraag op 9 oktober 2023 ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 29 januari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij [naam 2]
heet, geboren is op [datum] 1993 te Tripoli, dat hij de Libische nationaliteit bezit en dat tot de Arabische bevolkingsgroep behoort. Eiser stelt Libië te hebben verlaten vanwege de algehele situatie, omdat er veel milities zijn en veel ontvoeringen. Eiser stelt verder dat zijn vader piloot is geweest onder het bewind van Khadaffi, dat mensen in Libië hiervan op de hoogte zijn en dat eiser problemen heeft gehad vanwege zijn achternaam. Volgens eiser is er in Libië voor hem geen toekomst en is hij daarom vertrokken. Verder stelt eiser dat hij zich heeft afgewend van de islam en dat hij zich oriënteert op een ander geloof. Eiser heeft daarbij aangegeven dat niemand daarvan op de hoogte is in Libië.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen in Libië vanwege eisers achternaam;
3. Eisers gestelde afwending van de islam.
De minister acht zowel het eerste als het derde asielmotief geloofwaardig. De problemen die eiser stelt te hebben ondervonden in Libië vanwege zijn achternaam, worden door de minister niet geloofd. Volgens de minister vormen de verklaringen van eiser over de gestelde problemen in Libië vanwege zijn achternaam geen samenhangend en aannemelijk geheel. In dit verband heeft de minister overwogen dat eiser summier heeft verklaard over zijn problemen vanwege zijn achternaam, ongerijmd heeft verklaard over zijn achternaam en is het tweede asielmotief gebaseerd op vermoedens. De minister stelt zich verder op het standpunt dat de geloofwaardig geachte asielmotieven onvoldoende grond vormen voor de conclusie dat eiser vluchteling is of dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag terecht is afgewezen.
Heeft de minister de gestelde problemen van eiser vanwege zijn achternaam ongeloofwaardig kunnen vinden?
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat het ongeloofwaardig is dat de problemen die eiser in Libië zou hebben ondervonden het gevolg zijn van zijn achternaam. In dit geval heeft de minister er in de eerste plaats terecht op gewezen dat eiser zijn verklaringen hierover niet met objectieve documenten heeft onderbouwd. Verder heeft de minister er terecht op gewezen dat uit het AAB Libië van 2023 [1] volgt dat een persoon in zijn algemeenheid niet alleen vanwege zijn (achter)naam problemen te verwachten heeft in Libië. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders is. De minister heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet exact heeft kunnen uitleggen hoe zijn achternaam problemen veroorzaakte en dat eiser in zijn verklaringen vooral de algemene chaos in Libië benadrukt. Zo heeft eiser benoemt dat in Libië sprake is van verschillende milities, oorlog en ontvoeringen. Dat de ontvoering van eiser door milities het gevolg zou zijn van zijn achternaam, heeft de minister niet ten onrechte niet gevolgd. De minister heeft in dit verband kunnen verwijzen naar de verklaringen van eiser waaruit volgt dat de eerste groep hem heeft ontvoerd vanaf straat vanwege zijn auto en dat hij door de tweede groep is vrijgelaten, omdat die mensen hem min of meer kenden. Op grond van deze verklaring heeft de minister kunnen overwegen dat eisers achternaam in elk geval niet in zijn nadeel heeft gewerkt. De stelling in beroep dat de minister miskent dat er meerdere elkaar bestrijdende partijen naar de macht streven, betekent niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de problemen die hij stelt te hebben ondervonden het gevolg zijn van zijn achternaam. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister verder niet ten onrechte overwogen dat dit asielmotief is gebaseerd op vermoedens, dat hij die vermoedens niet aannemelijk heeft gemaakt en dat dit asielrelaas om die reden ongeloofwaardig moet worden geacht. De beroepsgrond slaag niet. Om die reden kan ook de stelling in beroep dat de algehele situatie misschien niet genoeg is om een schending van artikel 3 EVRM aan te nemen, maar dat hij een extra groot risico loopt vanwege zijn achternaam, niet slagen.
Is de afvalligheid ten onrechte als los asielmotief beoordeeld?
8. Volgens eiser heeft de minister de afvalligheid van eiser in samenhang moeten beoordelen met de problemen die hij in Libië heeft vanwege zijn familienaam.
8.1.
De rechtbank is – anders dan eiser – van oordeel dat geen sprake is van samenhang met andere problemen. Immers onder 7 heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister de door eiser gestelde problemen vanwege zijn achternaam niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Nu er geen sprake is van meerdere geloofwaardig geachte problemen, heeft de minister de geloofwaardig geachte afvalligheid van de islam niet anders hoeven toetsen dan zij in het bestreden besluit heeft gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen ambtsbericht Libië van februari 2023