uitspraak
Zittingsplaats
Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7959
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
de Minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 19 februari 2025 om de aanvraag van eiser tot het verlenen van een asielvergunning niet in behandeling te nemen. De minister heeft de aanvraag niet in behandeling genomen omdat, volgens de minister, Oostenrijk verantwoordelijk is.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van de minister om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De minister heeft op 7 januari 2025 een claimverzoek gestuurd naar Oostenrijk. Oostenrijk heeft op 7 januari 2025 het claimverzoek afgewezen met als reden dat de verblijfplaats van eiser vanaf 24 januari 2022 niet meer bekend is en het niet waarschijnlijk is dat eiser sindsdien onopgemerkt op het Dublingrondgebied is verbleven.
5. De minister heeft op 8 januari 2025 een tweede claimverzoek (Second Opinion) verstuurd naar Oostenrijk. In dit tweede verzoek heeft de minister nieuwe informatie over het feit dat eiser op 8 maart 2023 in Griekenland als illegaal is geregistreerd, en waarmee geconcludeerd kon worden dat eiser nog op het Dublingrondgebied verbleef, meegestuurd.
Dit tweede claimverzoek is op 8 januari 2025 door de Oostenrijkse autoriteiten geaccepteerd.
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Via een bericht in het digitale dossier heeft de minister op 10 maart 2025 laten weten dat eiser op of omstreeks 7 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde heeft als reactie op dit bericht op 10 maart 2025 laten weten dat zij vorige week nog contact heeft gehad met eiser over dit beroep. De gemachtigde is van oordeel dat het contact met eiser voldoende is om aan te nemen, dat het contact niet als verbroken kan worden beschouwd. Ook kan niet worden aangenomen dat eiser geen belang heeft bij zijn procedure.
7. Nu de gemachtigde ook tijdens de zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat zij vorige week nog telefonisch contact heeft gehad over de procedure met eiser, neemt de rechtbank procesbelang aan.
8. Eiser voert aan dat zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit gemotiveerd op de zienswijze is ingegaan. Eiser maakt niet concreet inzichtelijk waarom deze motivering niet juist zou zijn, noch op welke punten van zijn zienswijze de minister niet, althans onvoldoende is ingegaan. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom gaat de rechtbank aan deze beroepsgrond voorbij.
Dublin-grondgebied en het claimverzoek
10. Eiser voert aan dat hij het grondgebied van de lidstaten voor langer dan drie maanden heeft verlaten, waardoor op grond van artikel 19, tweede lid, van de Dublinverordening, de verplichting van Oostenrijk tot terugname is komen te vervallen. Bij de vraag in het gehoor of hij heel de periode van 11 november 2020 tot aan eind augustus 2024 in Oostenrijk heeft verbleven, is iets niet goed gegaan met de vertaling waardoor hij deze vraag niet goed heeft begrepen. Eiser is namelijk nog in Griekenland geweest en is daarna naar Turkije vertrokken. Eiser verwijst naar het document (dossierstuk 33) dat hij heeft overlegd, waaruit zou blijken dat hij drie maanden of langer weg is geweest. De minister heeft daarom volgens eiser ten onrechte in het claimverzoek opgenomen dat eiser geen documenten heeft overlegd om te onderbouwen dat hij drie maanden of langer het grondgebied heeft verlaten, en het document ten onrechte niet bijgevoegd. Er is sprake van een onvolledig niet rechtsgeldig claimverzoek. Eiser verwijst hiervoor ook naar een uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 18 oktober 20241. Eiser heeft op dit alles reeds verwezen in zijn correcties en aanvullingen (dossierstuk 7) op het verslag van het Dublin aanmeldgehoor op 22 november 2024 (dossierstuk 20) en in zijn zienswijze. Dat eiser pas op 28 januari 2025 deze correcties en zienswijze heeft ingediend en dat dit na het claimverzoek van 7 januari 2025 was, maakt niet dat aan het meegestuurde document (dossierstuk 33) geen waarde gehecht kan worden. Het indienen van correcties en aanvullingen voor het Dublin aanmeldgehoor hebben geen termijn en kunnen ook tijdens de zienswijze worden ingediend. Het feit dat eiser de tolk goed heeft verstaan, staat er niet aan in de weg dat deze een fout kan hebben gemaakt bij het terugvertalen naar het Nederlands. De vertaalde antwoorden zijn niet aan eiser voorgehouden tijdens het Dublin aanmeldgehoor.