ECLI:NL:RBDHA:2025:4973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
NL24.35952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van mvv-vereiste en jongvolwassenenbeleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier beoordeeld. Eiseres, die vanuit Brazilië naar Nederland is gekomen om bij haar moeder te wonen, heeft haar aanvraag ingediend met als doel verblijf als familie- of gezinslid. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv-vereiste) en heeft geen vrijstelling verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt en dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die een uitzondering op het mvv-vereiste rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de gezinsband tussen eiseres en haar moeder is verbroken door een periode van acht maanden waarin zij gescheiden waren. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat er sprake is van beschermingswaardig gezinsleven of privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar verleent eiseres wel een vergoeding van haar proceskosten. De minister wordt veroordeeld tot betaling van € 1.814,- aan eiseres.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.35952
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier met als verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij mevrouw [moeder] ’. Mevrouw [moeder] is de moeder van eiseres.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 23 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de moeder van eiseres, J.M. Boom als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
4. De rechtbank beoordeelt of de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bevoegdheid
6. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, omdat deze is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en niet door de minister van Asiel en Migratie.
Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit gewijzigd van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank stelt vast dat het besluit ten onrechte is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit is een gebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren, omdat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. De rechtbank ziet hierin wel reden om de proceskosten van eiseres te vergoeden.
Het bestreden besluit
7. Eiseres is op 10 december 2022 vanuit Brazilië naar Nederland gekomen om te komen wonen bij haar moeder, [moeder] , en haar jongere zusje. De moeder en het jongere zusje van eiseres zijn samen op 25 april 2022 vanuit Brazilië naar Nederland gekomen en verblijven sindsdien in Nederland. Eiseres heeft verblijf aangevraagd, omdat zij wil verblijven in Nederland bij haar moeder en jongere zusje.
8. De minister heeft de aanvraag van eiseres voor een reguliere verblijfsvergunning met verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij mevrouw [moeder] ’ afgewezen, omdat eiseres geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf heeft (het mvv- vereiste).1 De minister heeft eiseres geen vrijstelling verleend voor het mvv-vereiste. Er is volgens de minister geen sprake van beschermingswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres valt niet onder het jongvolwassenenbeleid en niet is gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar moeder. Evenmin is het besluit in strijd met het recht op privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Tenslotte is er geen sprake van onredelijke hardheid of schrijnendheid.

Jongvolwassenenbeleid

9. Eiseres voert aan dat zij voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid. De gezinsband tussen haar en haar moeder is niet verbroken. Eiseres is altijd deel van het gezin gebleven. Eiseres en haar moeder hebben in Brazilië altijd samengewoond en wonen in Nederland ook weer samen. In de periode dat zij voor acht maanden van elkaar gescheiden waren, is de gezinsband voortgezet door middel van moderne communicatiemiddelen. Eiseres kon niet samen met haar moeder en haar jongere zusje naar Nederland komen, omdat zij niet voldoende geld hadden om tegelijkertijd voor alle vliegtickets te betalen. De vader van eiseres heeft uiteindelijk het vliegticket van eiseres betaalt. Verder is eiseres financieel volledig afhankelijk van haar moeder. De moeder van eiseres heeft op afstand steeds geld overgemaakt naar de oma van eiseres en in Nederland kan eiseres niet werken om in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien.
10. In paragraaf B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire (Vc) is het jongvolwassenenbeleid van de minister uiteengezet. In het jongvolwassenenbeleid is
beschreven wanneer er tussen een meerderjarig kind en diens ouder(s) familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM wordt aangenomen. Het meerderjarige kind moet jongvolwassen zijn, met de ouder(s) in gezinsverband samenleven, niet in zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien en geen zelfstandig gezin hebben gevormd. Als het meerderjarige kind aan deze vereisten voldoet, hoeven er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid te zijn om familieleven aan te nemen.
In gezinsverband samenleven
11. De rechtbank stelt vast dat het niet in geschil is dat eiseres en haar moeder voor een periode van acht maanden van elkaar gescheiden hebben gewoond. Verder is niet meer in geschil dat eiseres en haar moeder in Brazilië altijd bij elkaar hebben gewoond en dat eiseres in Nederland bij haar moeder inwoont.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de gezinsband tussen eiseres en het gezin van haar moeder is verbroken. De minister heeft doorslaggevende waarde mogen hechten aan het feit dat eiseres en haar moeder acht maanden van elkaar waren gescheiden. In die periode behoorde eiseres feitelijk niet meer tot het gezin van haar moeder. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat de scheiding van eiseres en haar moeder het gevolg is geweest van een bewuste en vrijwillige keuze. Eiseres en haar moeder hadden kunnen wachten tot zij voldoende financiële middelen hadden om met het hele gezin naar Nederland te vertrekken, maar er is voor gekozen om eiseres in Brazilië achter te laten. Eiseres stelt dat zij contact heeft onderhouden met haar moeder via de moderne communicatiemiddelen, maar de intensiteit van dit contact is niet aangetoond.

Financiële afhankelijkheid

13. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de financiële afhankelijkheid tussen eiseres en haar moeder onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Eiseres heeft bankafschriften ingediend van de rekening van haar oma waarop meermaals geld is overgemaakt door diverse personen wiens identiteit onbekend is. Ter zitting is gesteld dat de moeder van eiseres via andere personen geld heeft overgemaakt aan de oma van eiseres om in haar levensonderhoud te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het geld afkomstig was van de moeder van eiseres. Daarnaast had eiseres dit standpunt in de bezwaarfase met nadere stukken kunnen onderbouwen.

Bijkomende elementen van afhankelijkheid

14. Eiseres voert verder aan dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn. Eiseres voert in dit kader aan dat zij nog altijd financieel afhankelijk is van haar moeder en dat er sprake is van wederzijdse emotionele afhankelijkheid binnen het gezin. Verder speelt eiseres een belangrijke rol in het gezinsleven door in het huishouden bij te dragen en haar moeder te helpen bij de opvoeding van haar jongere zusje. Dit laatste vloeit volgens eiseres natuurlijk voort uit de opbouw van een eenoudergezin waarin er een groot leeftijdsverschil is tussen de kinderen. Ter zitting voert eiseres ook nog aan dat er bijzondere afhankelijkheid bestaat tussen de gezinsleden nu zij samen een nieuw bestaan moeten opbouwen in een vreemd land.
15. Nu eiseres niet aan het jongvolwassenenbeleid voldoet, kan op grond van paragraaf B7/3.8.1. Vc familie- of gezinsleven tussen een meerderjarig kind en zijn ouder(s) enkel worden aangenomen als er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Het moet volgens de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) gaan om bijkomende elementen van afhankelijkheid die de normale emotionele banden overstijgen.2 Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat deze beoordeling van feitelijke aard is waarbij de minister een brede beoordeling moet maken waarin hij alle individuele omstandigheden van de vreemdeling betrekt. Het is aan de betrokken vreemdeling om deze individuele omstandigheden te stellen en zoveel mogelijk te onderbouwen. De rechtbank dient het onderzoek van de minister naar de relevante feiten en individuele omstandigheden volledig te toetsen. De minister heeft bij de weging van de aangevoerde elementen beoordelingsruimte en dus toetst de rechtbank dit terughoudend.3
15. De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat alle omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, niet maken dat sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar moeder dan wel haar jongere zusje. De minister heeft daarbij terecht betrokken dat eiseres onvoldoende individuele omstandigheden heeft gesteld en onderbouwd waaruit blijkt dat de relatie met haar moeder of jongere zusje de gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie overstijgt. Het feit dat eiseres in een vreemd land een nieuw bestaan moet opbouwen en in het gezin van haar moeder zorgtaken voor haar jongere zusje op zich neemt, zijn omstandigheden die zich voordoen na de komst van eiseres naar Nederland. Voor het aannemen van bijkomende elementen van afhankelijkheid moet het omstandigheden betreffen die al bestonden voor de komst van eiseres naar Nederland.
15. Eerder in deze uitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld dat de financiële afhankelijkheid tussen eiseres en haar moeder onvoldoende is onderbouwd in het kader van het jongvolwassenenbeleid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit evenmin kan leiden tot het aannemen van een bijkomend element van afhankelijkheid.
15. De rechtbank kan begrijpen dat eiseres graag bij haar moeder en jongere zusje wil verblijven en dat er wederzijds emotionele afhankelijkheid is. Alleen heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Dat een dergelijke afhankelijkheidsrelatie ontbreekt, blijkt verder uit het feit dat ter zitting is gebleken dat eiseres in de loop van de procedure alleen op vakantie is geweest naar Brazilië voor drie weken om haar vader te bezoeken. De rechtbank concludeert daaruit dat zij niet zodanig verknocht is met het gezin van haar moeder dat zij dus niet bij hen weg kan zijn.
15. Verder stelt eiseres zelf dat geen van de gezinsleden kampt met ernstige medische problemen. De minister heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit ook geen omstandigheid kan zijn die leidt tot een bijzonder element van afhankelijkheid.
20. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen familie- en gezinsleven wordt aangenomen en kon zich
daarom op het standpunt stellen dat van bijkomende elementen van afhankelijkheid geen sprake is.
21. Nu eiseres niet aan het jongvolwassenenbeleid voldoet en er ook geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen eiseres en haar moeder dan wel jongere zusje, kon de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt stellen dat er geen sprake is van beschermingswaardig familieleven. Het bestreden besluit is dan ook niet in strijd met artikel 8 van het EVRM wat betreft het familieleven.
Privéleven
22. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met haar recht op respect voor privéleven en dat dit een schending van artikel 8 van het EVRM is. Het privéleven van eiseres speelt zich namelijk volledig af binnen het gezin van haar moeder.
23. In paragraaf B9/14 Vc is beschreven wanneer sprake kan zijn van beschermingswaardig privéleven. Een relevant element dat de minister bij die beoordeling betrekt is of de vreemdeling rechtmatig verblijft in Nederland. Uit de jurisprudentie van het EHRM blijkt dat bij verblijfsweigering enkel in zeldzame omstandigheden opgebouwde banden tijdens illegaal verblijf leiden tot beschermingswaardig privéleven.4
23. De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar opgebouwde privéleven in Nederland onvoldoende heeft onderbouwd. Het lag op de weg van eiseres om het bestaan van haar eigen privéleven in Nederland te onderbouwen. Verder blijkt uit de stelling van eiseres dat haar privéleven samenvalt met haar gestelde familieleven. Nu de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van familieleven, kan er dus evenmin sprake zijn van beschermingswaardig privéleven. Als eiseres na haar aankomst in Nederland wel een privéleven had opgebouwd, dan kon de minister zich nog steeds niet ten onrechte op het standpunt stellen dat er geen beschermingswaardig privéleven bestond. Het privéleven van eiseres zou zijn opgebouwd tijdens illegaal verblijf en dit is op basis van de jurisprudentie van het EHRM enkel in zeldzame gevallen beschermingswaardig. Het bestreden besluit is wat betreft het privéleven dus niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.

Overige gronden

25. Eiseres voert aan dat haar aanvraag moet worden ingewilligd op grond van artikel 4:84 Awb, omdat handhaving van het mvv-vereiste leidt tot onredelijke hardheid (de hardheidsclausule). Verder voert eiseres aan dat er sprake is van schrijnendheid.
26. Uit paragraaf B1/4.1.4. Vc blijkt dat de hardheidsclausule niet wordt toegepast als het beroep daarop niet is gemotiveerd of met relevante gegevens onderbouwd is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat onvoldoende is onderbouwd op welke manier het bestreden besluit zou leiden tot onbillijkheid van overwegende aard. De enkele stelling van eiseres dat het belangrijk is voor haar jongere zusje om in Nederland op te groeien met haar oudere zus, is niet zodanig zwaarwegend dat dit tot een andere conclusie leidt.
27. Ten aanzien van het beroep van eiseres op schrijnendheid stelt de rechtbank voorop dat voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een schrijnende situatie waardoor er alsnog een verblijfsvergunning moet worden verleend, sprake moet zijn van een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen.5
28. Eiseres heeft deze beroepsgrond niet tot nauwelijks onderbouwd naast het belang van haar jongere zusje om samen met eiseres op te groeien. De minister heeft zich daarom naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een samenstel van bijzondere omstandigheden die leiden tot een schrijnende situatie.
29. Evenmin kan het beroep op ambtshalve toetsing6 van eiseres slagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom er op andere gronden geen verblijfsvergunning kan worden verleend aan eiseres.

Conclusie en gevolgen

30. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. van Rossum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Artikel 16 lid 1 aanhef en onder a Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Zie onder meer de uitspraak van het EHRM van 2 september 2022 (Azerkane t. Nederland), ECLI:CE:ECHR:2020:0602JUD000313816, punt 64.
3 Uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, overwegingen 5-5.3.
4 Uitspraak van het EHRM van 4 december 2012 (Butt t. Noorwegen), ECLI:CE:ECHR:2012:1204JUD004701709, punt 79.
5 Artikel 3.6ba lid 1 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6 Artikel 3.6 lid 1 aanhef en onder a Vb.
21 maart 2025