In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister ontving de aanvraag op 8 september 2023 en had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 8 juni 2024 had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft de minister op 16 december 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, wat leidde tot de conclusie dat het beroep kennelijk gegrond was.
De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om een gehoor af te nemen over de asielmotieven van eiseres, gevolgd door een termijn van acht weken om een besluit bekend te maken. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, omdat zij juridische bijstand heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 24 maart 2025. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt de minister de genoemde termijnen en dwangsom op.