ECLI:NL:RBDHA:2025:5100
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als reden dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen. Tijdens de uitspraak is opgemerkt dat er eerder op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL25.10638) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.