Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J.J. Flantua, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, gericht op het samenbrengen van familie en gezin, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor was het beroep gegrond.
De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de minister in gebreke is gebleven voor een periode van 42 dagen. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 maart 2025 en is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.