ECLI:NL:RBDHA:2025:5111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
NL25.12172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vervolgberoep van een vreemdeling tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 11 december 2024 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 14 maart 2025 de rechtbank op de hoogte heeft gesteld van het voortduren van de bewaring, wat gelijkgesteld wordt met een door de eiser ingesteld beroep. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het vooronderzoek op 21 maart 2025 gesloten.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat de maatregel van bewaring is gebaseerd op een onrechtmatige staande houding. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt, omdat de maatregel eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 31 december 2024. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de noodzaak van een lichtere maatregel en het zicht op uitzetting naar Algerije beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk is en dat er nog steeds zicht is op uitzetting.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. L. Soedamah),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Procesverloop

De minister heeft op 11 december 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De minister heeft de rechtbank op 14 maart 2025 van het voortduren van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en daarom het vooronderzoek gesloten op 21 maart 2025.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [1]
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 7 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. [2] Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 31 december 2024) rechtmatig is.
Is sprake van een onrechtmatige staandehouding?
3. Eiser betoogt dat de maatregel van bewaring is gebaseerd op een staande houding die op zichzelf al onrechtmatig was. Eiser werd aangesproken bij een fietsenstalling zonder dat er een objectief vermoeden van illegaal verblijf was. Dit komt neer op verkapt vreemdelingentoezicht, wat in strijd is met de rechtspraak van het EVRM. Een maatregel die voortvloeit uit een onrechtmatige staande houding kan niet worden gehandhaafd.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Buiten dat de rechtbank deze beroepsgrond al eerder heeft beoordeelt in de uitspraak van 7 januari 2025 [3] , is van belang dat eiser tijdens het voortduren van de maatregel van bewaring niet opnieuw is staandegehouden. Gronden over de staandehouding horen thuis in het beroep tegen de inbewaringstelling, niet in het vervolgberoep.
Heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom hij niet volstond met een lichter middel?
4. Eiser betoogt dat de minister niet heeft toegelicht waarom een lichtere maatregel niet volstaat. Eiser heeft verklaard bereid te zijn Nederland vrijwillig te verlaten. Verder heeft eiser ernstige gezondheidsklachten en is er geen garantie dat eiser de zorg ontvangt die hij nodig heeft. Eiser is volledig afhankelijk van liefdadigheidsinstellingen voor zijn basisbehoeften. Hierdoor is het duidelijk dat hij niet over financiële middelen beschikt om zelfstandig in detentie te blijven.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat een deel van wat eiser aanvoert, namelijk de mogelijkheid van een meldplicht, al is beoordeeld door de rechtbank in de uitspraak van 7 januari 2025. [4] Met betrekking tot de ernstige medische omstandigheden van eiser, geldt in algemene zin dat medische voorzieningen in het detentiecentrum vergelijkbaar moeten worden verondersteld met de medische zorg in de vrije maatschappij. [5] Indien eiser meent dat de medische zorg in detentie voor hem niet voldoende is dan zal hij dat nader moeten onderbouwen. Dat heeft eiser niet gedaan. Het betoog van eiser dat hij niet over financiële middelen beschikt om zelfstandig in detentie te blijven wordt niet gevolgd. Het is de rechtbank niet duidelijk gebleken waarom het voor eiser gevolgen heeft dat hij geen financiële middelen heeft of hulp ontvangt van liefdadigheidsinstellingen in de periode dat hij in vreemdelingenbewaring verblijft. Gelet hierop heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat niet met een lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden volstaan.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
5. Eiser betoogt dat het zicht op uitzetting naar Algerije binnen een afzienbare tijd ontbreekt. Volgens eiser mag – gelet op vaste jurisprudentie – de bewaring alleen voortduren als er een haalbaar en uitvoerbaar plan is om de betrokkene binnen een maximale termijn uit te zetten. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er geen vaste vertrekdatum is en dat het verkrijgen van een reisdocument uit Algerije onzeker blijft.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat wat eiser aanvoert al is beoordeeld door de rechtbank in de uitspraak van 7 januari 2025. [6] De rechtbank heeft geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Algerije in het algemeen en in het geval van eiser niet ontbreekt. [7] Niet gebleken is van omstandigheden waardoor dit nu anders zou zijn. Daarbij acht de rechtbank van belang dat, anders dan eiser betoogt, de omstandigheid dat eiser nog geen reisdocument is verstrekt en er nog geen concrete vertrekdatum is niet maakt dat geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. Gesteld noch gebleken is immers dat eiser niet binnen een redelijke termijn een reisdocument wordt verstrekt naar aanleiding waarvan een concrete vertrekdatum kan worden gesteld.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
6. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
2.Rb Gelderland (zp Arnhem), 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:779.
3.Rb Gelderland (zp Arnhem), 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:779, r.o. 1.1.
4.Rb Gelderland (zp Arnhem), 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:779, r.o. 2.1.
5.ABRvS 5 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:16.
6.Rb Gelderland (zp Arnhem), 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:779, r.o. 3.1.
7.ABRvS 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892.
8.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.