In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 maart 2025, wordt het beroep van een Pakistaanse asielzoeker, eiser, behandeld. Eiser heeft een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiser heeft verklaard dat hij aanhanger is van het Ahmadi-geloof en dat hij in Pakistan is bedreigd vanwege zijn geloof. De rechtbank oordeelt dat de minister de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit en herkomst geloofwaardig acht, maar dat er onvoldoende bewijs is voor een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Pakistan. De rechtbank stelt vast dat de minister in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidseisen, omdat niet is onderzocht hoe eiser zijn geloof in Pakistan zou kunnen uitoefenen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser aanvullend gehoord moet worden. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.