ECLI:NL:RBDHA:2025:5138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
NL25.6563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van de Dublinverordening en de gevolgen van het niet verlenen van bedenktijd

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 11 februari 2025 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft op 14 maart 2025 haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en het beroep is op 17 maart 2025 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig.

De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangedragen omstandigheden, waaronder haar aangifte van mensenhandel, niet voldoende zijn om de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiseres geen opvang zal krijgen in Frankrijk. Eiseres heeft bovendien voldoende gelegenheid gehad om na te denken over haar aangifte, ondanks het ontbreken van een formele bedenktijd, en is niet in haar belangen geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk zonder recht op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6563

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 februari 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is op 14 maart 2025 door eiseres ingetrokken.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. T. Bruinsma namens de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
4.1.
Eiseres voert aan dat de door haar aangedragen omstandigheden onvoldoende in onderlinge samenhang in het bestreden besluit zijn betrokken. Eiseres heeft in Nederland aangifte gedaan van mensenhandel. Eiseres is gedwongen tot prostitutie en de daarvoor verantwoordelijke vrouw verblijft in Frankrijk. Deze omstandigheden moeten worden bezien tezamen met het gegeven dat er in Frankrijk onvoldoende opvangplaatsen zijn voor asielzoekers. Er kan weliswaar ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, maar dit betekent niet dat er geen tekortkomingen zijn. Uit het meest recente AIDA rapport blijkt immers dat zelfs Dublinclaimanten niet de garantie hebben na een overdracht aan Frankrijk aansluitend opvang te krijgen. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de door eiseres aangedragen omstandigheden in onderlinge samenhang niet hebben geleid tot de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 7 februari 2025 [2] . Daarnaast had de minister zich ervan moeten vergewissen dat er aansluitend op de overdracht opvang beschikbaar is voor eiseres en zij zodoende voldoende kan worden beschermd tegen de ook in Frankrijk actieve mensenhandelaren. Dat de aangifte van eiseres inmiddels is geseponeerd, betekent geenszins dat zij geen slachtoffer is geworden van mensensmokkel.
4.2.
Eiseres stelt zich daarnaast op het standpunt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door haar niet te wijzen op de mogelijkheid aangifte te doen van mensenhandel. Eiseres heeft in het Dublin aanmeldgehoor verklaard over de mensenhandel en de minister had naar aanleiding van deze verklaringen eiseres een bedenktijd moeten geven om aangifte te doen. Ook deze nalatigheid van de minister zou een rol moeten spelen in de beoordeling of sprake is van onevenredige hardheid bij overdracht aan Frankrijk. Eiseres verwijst hierbij wederom naar de eerdergenoemde uitspraak van zittingsplaats Roermond.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat ten aanzien van Frankrijk uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De minister heeft zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er geen opvang voor haar beschikbaar zal zijn na overdracht. Daarbij is van belang dat Frankrijk met het claimverzoek heeft gegarandeerd de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen en eiseres geen eigen ervaring heeft met de opvangvoorzieningen in Frankrijk. De verwijzing naar het AIDA rapport (update mei 2024) leidt niet tot een ander oordeel nu dit rapport bij de meest recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) ten aanzien van Frankrijk is betrokken. [3] Voor zover eiseres met deze beroepsgrond bedoelt dat de minister om garanties ten aanzien van de opvang van eiseres had moeten vragen, ziet de rechtbank daar geen aanleiding voor.
5.1.
De stelling dat de door eiseres aangedragen omstandigheden onvoldoende in onderlinge samenhang bij het bestreden besluit zijn betrokken, volgt de rechtbank niet. Zoals gezegd is in het bestreden besluit uiteengezet dat en waarom ten aanzien van Frankrijk uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook de persoonlijke omstandigheden van eiseres, het gestelde slachtoffer zijn van mensenhandel en de aangifte daarvan, zijn daarbij uitgebreid besproken. De minister heeft in de aangedragen omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, geen aanleiding hoeven zien de asielaanvraag van eiseres met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de beoordeling van de aangedragen omstandigheden onzorgvuldig is geweest. In de verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Roermond ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Temeer nu tegen deze uitspraak door de minister hoger beroep is ingesteld.
5.2.
Niet in geschil is dat de minister op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2004/81 eiseres een bedenktijd had moeten gunnen en dat dit niet is gebeurd. De rechtbank overweegt echter dat eiseres door het ontbreken van deze bedenktijd niet in haar belangen is geschaad. Het doel van de bedenktijd is volgens voornoemd artikel te waarborgen dat de vreemdeling kan herstellen en zich kan onttrekken aan de invloed van de daders van de strafbare feiten waarvan deze slachtoffer is of is geweest, zodat de vreemdeling met kennis van zaken kan beslissen om al dan niet met de bevoegde autoriteiten mee te werken. De rechtbank constateert dat eiseres ondanks het ontbreken van een bedenktijd voldoende gelegenheid heeft gehad zich te beramen over het doen van aangifte. Tussen de asielaanvraag van eiseres en de aangifte ligt immers ruim een half jaar. In die tijd heeft eiseres voorzieningen gehad, had zij rechtsbijstand en is er geen verwijderingsmaatregel ten uitvoer gelegd. Uit het feit dat eiseres aangifte heeft gedaan, blijkt ook dat zij zich bewust was van de haar op grond van Richtlijn 2004/81 toekomende rechten. Dat niet formeel een bedenktijd aan eiseres is verleend heeft dus geen nadelige gevolgen voor haar gehad en hoeft dan ook geen rol te spelen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres mag worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 augustus 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3552)