ECLI:NL:RBDHA:2025:5138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van eiseres in het kader van de Dublinverordening en de gevolgen van het niet verlenen van bedenktijd
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 11 februari 2025 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft op 14 maart 2025 haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en het beroep is op 17 maart 2025 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig.
De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangedragen omstandigheden, waaronder haar aangifte van mensenhandel, niet voldoende zijn om de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de minister zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat eiseres geen opvang zal krijgen in Frankrijk. Eiseres heeft bovendien voldoende gelegenheid gehad om na te denken over haar aangifte, ondanks het ontbreken van een formele bedenktijd, en is niet in haar belangen geschaad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk zonder recht op proceskostenvergoeding.