ECLI:NL:RBDHA:2025:5143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser op 11 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 25 juni 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 26 oktober 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft het beroep desondanks gehandhaafd en verzocht om vergoeding van proceskosten en het vaststellen van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft met betrekking tot het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit betekent dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk is. Daarnaast wordt in de uitspraak verwezen naar de Tijdelijke wet, die bepaalt dat er geen bestuurlijke dwangsom kan worden opgelegd in dit soort zaken. De rechtbank concludeert dat eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wil, waardoor ook in dit opzicht het procesbelang ontbreekt.
Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat hij het beroep heeft kunnen instellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De proceskosten worden vastgesteld op € 453,50, waarbij de rechtbank de wegingsfactor ‘licht’ heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiser.