ECLI:NL:RBDHA:2025:5188
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.A. Palm, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S. Kowsari, had echter besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 18 maart 2025, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, A. Madu. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL25.10352) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 maart 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.