In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 februari 2025, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 26 februari 2024. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen zestien weken een beslissing te nemen op de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden door geen beslissing te nemen. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij eerst een ingebrekestelling heeft gestuurd. In dit geval is de ingebrekestelling niet vereist, omdat er al een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank.
De rechtbank constateert dat de minister inderdaad niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. Hierdoor is het beroep van eiser gegrond. De rechtbank geeft de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 februari 2025.