ECLI:NL:RBDHA:2025:5225

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
NL24.51274 en NL24.51275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Somalische/Keniaanse nationaliteit en frauduleus verkregen Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 25 november 2024 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 14 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft een aanvullend terugkeerbesluit ontvangen, waarbij Senegal als land van terugkeer is aangewezen. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet had mogen afwijzen. Eiser heeft gesteld dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen en dat hij in Somalië is gevlucht vanwege Al-Shabaab. De rechtbank concludeert dat eiser voldoende inspanningen heeft geleverd om zijn Somalische nationaliteit aan te tonen en dat verweerder niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de echtheid van de documenten die eiser heeft overgelegd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en kent eiser een vergoeding van de proceskosten toe. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verweerder om de samenwerking met de Keniaanse autoriteiten te intensiveren om de nationaliteit van eiser te verifiëren. De rechtbank concludeert dat het niet aan eiser kan worden toegerekend dat de Keniaanse autoriteiten niet in staat zijn om tijdig te reageren op het verzoek om informatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.51274 (beroep)
NL24.51275 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 25 november 2024 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 december 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar uitgevaardigd. Bij besluit van 20 januari 2025 heeft verweerder een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd. In dit terugkeerbesluit heeft verweerder Senegal aangewezen als land waar eiser naartoe kan terugkeren. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep van rechtswege ook tegen dit besluit gericht.
1.1
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Gure als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank legt hieronder uit, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Waarover gaat deze uitspraak?
3. Deze zaak gaat over de vraag of eiser heeft voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting om aannemelijk te maken dat hij zijn echt bevonden Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen.
3.1
Eiser is op 23 november 2024 Nederland ingereisd met een echt gevonden Keniaans paspoort op naam van [eiser] , geboren op [datum 1] 1998. Hij stelt echter [naam] te zijn, geboren op [datum 2] 1996, met de Somalische nationaliteit. Eiser is op Schiphol aangehouden en in grensdetentie geplaatst.
3.2
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij was gevlucht uit Somalië naar Kenia, omdat hij vreesde voor Al-Shabaab. Eiser is vervolgens ook Kenia ontvlucht, omdat hij ook in Kenia vreesde voor Al-Shabaab en omdat hij daar illegaal verbleef.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de volgende asielmotieven relevant geacht bij de beoordeling van eisers asielaanvraag:
Eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst.
Eisers vervolging in Kenia.
4.1
Verweerder acht eisers Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser een echt bevonden Keniaans paspoort heeft overgelegd. Verweerder volgt eiser niet in zijn verklaring dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Eiser is daar niet in geslaagd. Hoewel eiser ook kopieën heeft overgelegd van onder andere een Somalisch paspoort en een Somalische identiteitskaart, heeft eiser de originele documenten niet. Bovendien stelt verweerder zich op het standpunt dat die kopieën niet weerleggen dat eiser (ook) de Keniaanse nationaliteit heeft. Daarbij heeft eiser ongerijmde verklaringen afgelegd over zijn verblijf in Kenia. Eisers Somalische nationaliteit wordt niet gevolgd en daarom heeft verweerder niet getoetst aan de situatie in Somalië.
4.2
Verweerder acht eisers gestelde vervolging in Kenia ook ongeloofwaardig. Eisers verklaringen over zijn vervolging in Kenia door Al Shabaab zijn immers niet concreet. Daarbij is eisers illegale verblijf in Kenia volgens verweerder niet aannemelijk.
Mocht verweerder van eiser verwachten dat hij zich richt tot de Keniaanse autoriteiten?
5. Eiser voert aan dat van hem niet kan worden verwacht dat hij contact opneemt met de Keniaanse autoriteiten. Er staan volgens eiser forse gevangenisstraffen op paspoortfraude in Kenia. Wanneer eiser contact opneemt met de Keniaanse autoriteiten en vertelt dat hij een Keniaans paspoort frauduleus heeft verkregen, dan loopt hij het risico zichzelf te criminaliseren.
5.1
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Wanneer immers blijkt dat eiser de Keniaanse nationaliteit niet heeft, dan kan eiser ook niet naar Kenia worden uitgezet. Hij zal dus niet worden blootgesteld aan mogelijke vervolging voor het vervalsen van persoonsgegevens. De beroepsgrond slaagt niet.
Mocht verweerder uitgaan van de persoonsgegevens in het Keniaanse paspoort?
6. Eiser voert aan dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft en niet de Somalische nationaliteit. Daarbij voert eiser aan dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan om aannemelijk te maken dat hij het Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Eisers gemachtigde heeft immers contact proberen te zoeken met de Keniaanse ambassade om eisers nationaliteit te verifiëren. Eiser beroept zich hierbij op een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 december 2024. [1] Tevens beroept eiser zich op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 17 februari 2025, 4 maart 2025 en 6 maart 2025. [2] Ook heeft eiser kopieën overgelegd van zijn Somalische paspoort en zijn Somalische identiteitskaart. In de beroepsprocedure zijn de originele documenten aangekomen in Nederland en door Bureau Documenten echt bevonden. Daarnaast voert eiser aan dat uit de Keniaanse wetgeving blijkt dat eiser de Keniaanse nationaliteit niet kan hebben.
6.1
Uit artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn [3] volgt dat een vreemdeling alle elementen ter staving van het asielverzoek zo spoedig mogelijk moet indienen en dat verweerder in voorkomend geval actief met hem moet samenwerken om deze elementen aan te vullen. Op 14 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak gedaan over hoe aan deze samenwerkingsplicht invulling moet worden gegeven in het geval dat de vreemdeling Nederland binnen reist met een gesteld frauduleus verkregen paspoort. [4] De Afdeling heeft geoordeeld dat als de vreemdeling stelt dat het paspoort buiten beschouwing moet worden gelaten, hij een inspanningsverplichting heeft om aannemelijk te maken dat het echt bevonden paspoort frauduleus is verkregen. Volgens de Afdeling mag van de vreemdeling hierbij worden verwacht dat hij contact opneemt met de autoriteiten van het land die het paspoort hebben afgegeven. Als de vreemdeling hier onvoldoende moeite voor doet, dan mag verweerder uitgaan van de persoonsgegevens op het echt bevonden paspoort. Wanneer de vreemdeling echter een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van het paspoort en/of de nationaliteit, maar daar niet in is geslaagd, is het aan verweerder om de autoriteiten te benaderen. De reactie die verweerder krijgt van de autoriteiten, bepaalt hoe hij de aanvraag verder moet beoordelen.
6.2
Met inachtneming van de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024 overweegt de rechtbank als volgt. Vanaf het aanmeldgehoor heeft eiser verklaard dat hij het Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen. Daarnaast heeft eisers gemachtigde op de dag van het bestreden besluit de Keniaanse ambassade, in een gangbare taal van het land, gemaild. Hoewel verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers gemachtigde in deze e-mail geen personalia van eiser had meegestuurd, heeft de gemachtigde in die e-mail wel eisers situatie duidelijk uitgelegd en gevraagd aan de Keniaanse ambassade wat hij moet doen om eisers nationaliteit te laten verifiëren. Zo heeft hij gevraagd of eiser langs moet komen of dat een kopie van het paspoort opgestuurd moet worden. Daarbij volgt de rechtbank het standpunt van eisers gemachtigde ter zitting dat hij vanwege privacyregelgeving niet direct eisers personalia wilde en mocht meesturen in de e-mail en dat hij daarmee wilde wachten totdat het contact met de Keniaanse ambassade tot stand was gekomen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat hoewel verweerder ter zitting er terecht op heeft gewezen dat eisers gemachtigde de eerste e-mail aan de Keniaanse ambassade redelijk laat heeft verstuurd, dit niet afdoet aan de beoordeling die de rechtbank op dit moment moet maken. De rechtbank dient immers ex nunc te toetsen en dient dus te beoordelen of eiser ten tijde van de behandeling van het beroep voldoende inspanning heeft verricht. Na de eerste e-mail heeft eisers gemachtigde meermaals gerappelleerd. [5] Op 4 maart 2024, nadat eiser contact had weten te leggen, heeft eisers gemachtigde alsnog een kopie van eisers Keniaanse paspoort naar de Keniaanse ambassade gemaild. Diezelfde dag heeft de Keniaanse ambassade gereageerd en laten weten dat er onderzoek wordt gedaan naar eisers Keniaanse paspoort. De Keniaanse ambassade heeft hierbij vermeld dat het onduidelijk is hoe lang het zal duren voordat eisers nationaliteit geverifieerd is, omdat dit door een andere instantie wordt gedaan. Verder betrekt de rechtbank dat eiser in grensdetentie zit. Hij is daarom afhankelijk van een advocaat en is niet in staat om op elk moment zelf contact te zoeken met de ambassade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldaan aan zijn plicht om een ‘oprechte inspanning’ te verrichten.
6.3
Voorts overweegt de rechtbank dat eiser zich ook anderszins heeft ingespannen om de door hem gestelde Somalische nationaliteit en identiteit aan te tonen. De rechtbank overweegt daarbij dat de Afdeling het benaderen van de diplomatieke vertegenwoordiging in haar uitspraak van 14 maart 2024 als voorbeeld heeft genoemd van een – en dus niet de enige – manier waarop een vreemdeling een oprechte inspanning kan leveren om een verklaring over de echtheid van een paspoort te verkrijgen. Tijdens het nader gehoor heeft eiser kopieën overgelegd van een Somalisch paspoort, een Somalische identiteitskaart, een visum voor Bangladesh en documenten van de universiteit van Bangladesh, waarin eisers Somalische nationaliteit is weergegeven. In de beroepsfase heeft eiser ook een originele Somalische geboorteakte overgelegd. Daarnaast zijn het originele Somalische paspoort en de originele Somalische identiteitskaart in de beroepsfase aangekomen in Nederland, aangeboden aan Bureau Documenten en echt bevonden. De personalia in het Somalische paspoort en de Somalische identiteitskaart zijn anders dan in het Keniaanse paspoort. Daarbij is eiser volgens de Somalische identiteitsdocumenten geboren in Mogadishu, terwijl eiser volgens het Keniaanse paspoort is geboren in [plaats] . Verder is eiser volgens zijn Keniaanse paspoort geboren op [datum 1] 1998 en volgens zijn Somalische paspoort geboren op [datum 3] 1996. De rechtbank overweegt dat een persoon, zoals verweerder ook stelt, weliswaar twee nationaliteiten kan hebben, maar niet op twee verschillende plaatsen geboren kan zijn en twee verschillende geboortedata kan hebben die twee jaar van elkaar verschillen. Dit is ook een aanwijzing dat één van de drie echt bevonden identiteitsdocumenten niet op gangbare wijze verkregen kan zijn. De rechtbank overweegt dat eiser hiermee inspanningen heeft geleverd om ook op andere manieren aan te tonen dat hij (alleen) Somalisch is en dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers gestelde Somalische nationaliteit nader had moeten onderzoeken.
6.4
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om aannemelijk te maken dat hij het Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen. De rechtbank is van oordeel dat het, in het kader van de samenwerkingsplicht, nu aan verweerder is om contact te leggen met de Keniaanse autoriteiten en op die manier de uitkomst van het onderzoek te bespoedigen. Naar het oordeel van de rechtbank dient het niet voor rekening en risico van eiser te komen dat de Keniaanse autoriteiten niet kunnen aangeven hoelang het onderzoek nog loopt. De rechtbank kan zich voorstellen dat bemoeienis van de zijde van verweerder dit onderzoek kan bespoedigen. Daarbij heeft verweerder ook andere kanalen tot zijn beschikking om onderzoek te doen en/of contact te leggen met de Keniaanse autoriteiten. De rechtbank overweegt verder dat, indien verweerder een nieuw besluit neemt, verweerder ook de door eiser in overweging 6.3 genoemde inspanningen en overgelegde stukken bij dat besluit dient te betrekken. De beroepsgrond slaagt.
6.5
De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de gronden die zien op de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, omdat verweerder eerst onderzoek moet doen naar eisers daadwerkelijke nationaliteit.
Had verweerder aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit mogen opleggen, inhoudende dat eiser ook naar Senegal kan terugkeren?
7. De beroepsgrond over de inspanningsplicht slaagt en daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Hiermee komt ook het (aanvullende) terugkeerbesluit en het inreisverbod te vervallen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het aanvullend terugkeerbesluit van verweerder niet voldoet aan de eisen van artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn. [6] Er is namelijk niet gebleken dat Senegal een land is waar eiser naar kan worden teruggestuurd.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft het besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Verweerder dient eerst onderzoek te doen naar de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van twaalf weken. De rechtbank acht deze termijn redelijk, gelet op het feit dat verweerder afhankelijk is van de Keniaanse autoriteiten.
8.2
Nu met de uitspraak op het beroep van eiser is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
8.3
Eiser krijgt een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en in het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Eiser heeft gevraagd om toekenning van een extra punt, omdat verweerder door het nemen van het aanvullende terugkeerbesluit heeft gezorgd voor extra onnodig werk. De rechtbank overweegt dat in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht staat omschreven voor welke proceshandelingen punten kunnen worden toegekend. Handelingen ten aanzien van een 6:19 Awb-besluit staan hier niet bij. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om extra gewicht aan de zaak toe te kennen. Het gaat hier immers niet om een bewerkelijke zaak of een zaak die anderszins voldoet aan de omschrijving van een zaak met extra gewicht. [7]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 december 2024;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, wat betreft de hoofdzaak, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.ECLI:NL:RBDHA:2025:2811, NL24.50019 en NL24.50021.
3.Richtlijn 2011/95/EU inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
5.Zo heeft de gemachtigde van eiser op 22 december 2024 gerappelleerd. Op 8 februari 2025 heeft de gemachtigde van eiser naar zowel de ambassade in België als in Nederland een bericht gestuurd. Op 12 februari 2025 heeft Vluchtelingenwerk Nederland contact met de ambassade geprobeerd te zoeken. Op 17 februari 2025 heeft de ambassade op deze mail gereageerd. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens op 21 februari 2025 en op 4 maart 2025 wederom contact gezocht met de ambassade.
6.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
7.T.C. Borman, commentaar op bijlage Besluit proceskosten bestuursrecht,