ECLI:NL:RBDHA:2025:5338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
NL25.10048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan eiser, een man van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de minister stelde dat de openbare orde de maatregel vorderde omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 10 maart 2025 werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl de minister ook een gemachtigde had gestuurd.

De rechtbank heeft de gronden van de maatregel beoordeeld en vastgesteld dat eiser niet had betwist dat de gronden de maatregel konden dragen. Eiser voerde aan dat hij onvoldoende was geïnformeerd over zijn rechten bij de inbewaringstelling, en verwees naar een uitspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelde echter dat de minister aan zijn informatieplicht had voldaan, ook al was er geen kruisjesformulier in het Nederlands aanwezig. De rechtbank concludeerde dat de geboden informatie voldoende was en dat eiser niet was weerhouden om in persoon beroep in te stellen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10048

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1999.
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De gronden van de maatregel zijn door eiser niet bestreden. Ambtshalve toetsend ziet de rechtbank ook geen aanleiding voor het oordeel dat de gronden de maatregel niet kunnen dragen.
4. Eiser voert in beroep aan dat eiser bij zijn inbewaringstelling onvoldoende is geïnformeerd over zijn rechten. Er is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4180). Anders dan ten tijde van die uitspraak is er inmiddels een formulier ontwikkeld waarop de toepasselijke gronden zijn aangekruist in de taal die eiser verstaat. Eigenlijk is de inhoud van dit formulier voor partijen en de rechtbank niet controleerbaar bij het ontbreken van een Nederlandse vertaling in het dossier. Maar eiser ziet aanleiding om toch te stellen dat dit formulier nog steeds niet goed is opgesteld. Het in het Arabisch gestelde formulier vermeldt namelijk terecht dat eiser recht heeft op gratis rechtsbijstand maar wekt de onterechte suggestie dat eiser het beroep tegen zijn inbewaringstelling moet indienen middels een advocaat. Dat is onjuist; eiser kan immers ook in persoon procederen. Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 18 februari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:2549). Volgens de vertaling van het kruisjesformulier die is ingebracht in deze zaak staat in het formulier: “U kunt in beroep gaan tegen de maatregel van bewaring. Dit dient u met uw advocaat te bespreken.” Bovendien zijn de gronden wel opgesomd, maar is niet aangegeven wat de zware en lichte gronden zijn. Het had voor de hand gelegen om dezelfde aanduiding in het formulier te hanteren als in het besluit (3a, 3b, 4a, 4b, etc.).
4.1.
Verweerder bestrijdt dat de informatieplicht is geschonden. Eiser is bij het gehoor voor de inbewaringstelling verteld dat hij recht heeft op gratis rechtsbijstand en dat hij beroep kan instellen. Subsidiair, voor zover er sprake is van een gebrek op dit punt, leidt dit niet tot een onrechtmatige bewaring. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 3 maart 2025 (zaaknr. NL25.7230, niet gepubliceerd) stelt verweerder dat er ruimte is voor een belangenafweging. Deze afweging moet in het voordeel van verweerder uitvallen.
4.2.
De rechtbank merkt op dat zich in het dossier inderdaad geen kruisjesformulier in het Nederlands bevindt, maar op de openbare website van de Dienst Terugkeer & Vertrek staat dit formulier wel. Van een onvolledig dossier is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.3.
Artikel 5.3 van het Vb bepaalt dat eiser bij het opleggen van de maatregel op de hoogte moet worden gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand te vragen. Niet in geschil is dat met het kruisjesformulier voldoende duidelijk is aangegeven op welke gronden eiser in bewaring is gesteld en dat hij recht heeft op gratis rechtsbijstand. Dat bij de gronden niet is vermeld wat zware en lichte gronden zijn is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang; het gaat erom dat met het kruisjesformulier de gronden voor eiser duidelijk zijn.
4.4.
Eiser heeft de mogelijkheid om ofwel in persoon op te komen tegen zijn inbewaringstelling door een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank ofwel door het instellen van beroep door een advocaat. Indien eiser niet zelf of middels een advocaat beroep instelt, is rechterlijke toetsing van de maatregel verzekerd doordat de minister na verloop van tijd een kennisgeving verstuurt aan de rechtbank. Op het kruisjesformulier dat de minister heeft ontwikkeld is deze informatie teruggebracht tot de zin: “U kunt in beroep gaan tegen de maatregel van bewaring. Dit bespreekt u met uw advocaat.”
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hiermee aan haar informatieplicht voldaan. Daarbij overweegt de rechtbank dat de minister bij het verschaffen van informatie aan eiser een redelijke balans heeft gevonden tussen de volledigheid en juistheid van de informatie en de toegankelijkheid ervan; meer informatie, ook al is die juridisch relevant, maakt de informatievoorziening niet noodzakelijkerwijs beter. Bovendien beantwoordt de geboden informatie aan het feit dat, conform de bestaande praktijk, vóór de inbewaringstelling een advocaat wordt ingeschakeld die rechtsbijstand verleent. Die advocaat kan in voorkomend geval ook aangeven dat het mogelijk is om zelf een beroepschrift in te dienen. Het is al met al niet goed voorstelbaar dat eiser met de geboden voorlichting door de minister ervan zou (kunnen) zijn weerhouden om niet middels een advocaat maar in persoon beroep in te stellen terwijl hij dat wel had gewild. De in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 18 februari 2025 ingebrachte vertaling van de Arabische variant van het kruisjesformulier brengt de rechtbank niet tot een andere afweging.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T.C. Wijsman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C.M. Boerboom - Akkermans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 maart 2025
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.