Overwegingen
1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen4, vangt de zesmaandentermijn aan op het moment waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.5
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
4. Eiser heeft op 19 augustus 2023 zijn eerste asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 9 oktober 2023 heeft de minister Bulgarije verzocht om eiseres terug te nemen.6 De Bulgaarse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 18 oktober 2023. De minister diende eiser vanaf dat moment uiterlijk binnen zes maanden over te dragen.7 De minister heeft eiser bij beschikking van 12 januari 2024 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
5. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet tijdig aan Bulgarije is overgedragen en dat de minister per 19 april 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister had dus uiterlijk zes maanden later, op 19 oktober 2024, op de aanvraag moeten beslissen.8
6. Eiser heeft op 21 april 2024 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Uit de uitspraak van de ABRvS van 4 maart 20249 volgt echter dat dit niet nodig was. De minister dient, als gevolg van het verstrijken van de overdrachtstermijn, alsnog definitief op de aanvraag van 19 augustus 2023 te beslissen.
7. Sinds 27 januari 2023 is echter het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.10 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
8. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd. Tevens was de beslistermijn van 21 maanden11 op het moment van in gebreke stellen, op 4 december 2024, niet overschreden. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk.
9. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke toetsing van het beroep en dus ook niet aan het voor Syrië geldende besluit- en vertrekmoratorium.12
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.