ECLI:NL:RBDHA:2025:5352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
NL24.51192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag onder Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Simicevic, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist. Eiser had op 19 augustus 2023 zijn eerste asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft pas op 12 januari 2024 laten weten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister per 19 april 2024 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag, maar dat de beslistermijn door een recent besluit (WBV 2023/3) met negen maanden was verlengd. Hierdoor was de ingebrekestelling van eiser prematuur, omdat de termijn om te beslissen op zijn aanvraag nog niet was verstreken. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke toetsing van de zaak. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2025 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51192
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Simicevic),

en
de minister van Asiel en Migratie, de minister,
(gemachtigde: A. van den Heuvel).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser ontvankelijk?

3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen4, vangt de zesmaandentermijn aan op het moment waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.5
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
4. Eiser heeft op 19 augustus 2023 zijn eerste asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 9 oktober 2023 heeft de minister Bulgarije verzocht om eiseres terug te nemen.6 De Bulgaarse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 18 oktober 2023. De minister diende eiser vanaf dat moment uiterlijk binnen zes maanden over te dragen.7 De minister heeft eiser bij beschikking van 12 januari 2024 schriftelijk laten weten zijn aanvraag niet in behandeling te nemen.
5. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet tijdig aan Bulgarije is overgedragen en dat de minister per 19 april 2024 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De minister had dus uiterlijk zes maanden later, op 19 oktober 2024, op de aanvraag moeten beslissen.8
6. Eiser heeft op 21 april 2024 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Uit de uitspraak van de ABRvS van 4 maart 20249 volgt echter dat dit niet nodig was. De minister dient, als gevolg van het verstrijken van de overdrachtstermijn, alsnog definitief op de aanvraag van 19 augustus 2023 te beslissen.
7. Sinds 27 januari 2023 is echter het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.10 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
8. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd. Tevens was de beslistermijn van 21 maanden11 op het moment van in gebreke stellen, op 4 december 2024, niet overschreden. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk.
9. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke toetsing van het beroep en dus ook niet aan het voor Syrië geldende besluit- en vertrekmoratorium.12
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 maart 2025
______
6 Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening.
7 Artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening.
8 Artikel 42, eerste lid, van de Vw.
10 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
11 Zoals neergelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
12 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.