ECLI:NL:RBDHA:2025:5526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/09/680208 / KG ZA 25-132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de gijzeling van een gegijzelde wegens detentieongeschiktheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 3 april 2025 een verkort vonnis gewezen in een kort geding tussen een eiser, verblijvende in de PI [plaats], en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De eiser, bijgestaan door advocaat mr. J. de Koning, vroeg om schorsing van zijn gijzeling wegens detentieongeschiktheid. De voorzieningenrechter had eerder op 12 maart 2025 een tussenvonnis gewezen waarin de Staat werd gelast om een aanvullend advies uit te brengen over de detentie(on)geschiktheid van de eiser. Na de behandeling op 1 april 2025, waarbij partijen de mogelijkheid kregen om een regeling te treffen, heeft de Staat op 2 april 2025 aangegeven geen aanleiding te zien om de gijzeling te beëindigen. De voorzieningenrechter heeft daarop besloten om op 3 april 2025 een verkort vonnis te wijzen. In dit vonnis is de gijzeling van de eiser met onmiddellijke ingang geschorst, totdat de rechtbank in een bodemprocedure beslist over de detentieongeschiktheid. Tevens is bepaald dat de eiser binnen een maand na het vonnis de dagvaarding in de bodemprocedure moet indienen, anders vervalt de schorsing. De Staat is veroordeeld in de proceskosten van de eiser en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/680208 / KG ZA 25-132

Verkort vonnis in kort geding van 3 april 2025

in de zaak van
[eiser]verblijvende in de PI [plaats] (Justitieel Centrum voor Somatische Zorg),
eiser,
advocaat mr. J. de Koning te Amsterdam,
tegen:
De Staat der Nederlanden(Ministerie van Justitie en Veiligheid) zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. Beekes te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.
Op 12 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter in deze procedure een tussenvonnis gewezen (ECLI:NL:RBDHA:2025:3687). De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis de Staat (de medisch adviseur van DJI) onder meer gelast om uiterlijk binnen één week na 12 maart 2025 een aanvullend advies uit te brengen met betrekking tot de detentie(on)geschiktheid van [eiser] . De voorzieningenrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden, en de zaak pro forma aangehouden tot 22 maart 2025.
Op 19 maart 2025 heeft de medisch adviseur van DJI een aanvullend advies uitgebracht.
Bij brief van 21 maart 2025 heeft de advocaat van [eiser] inhoudelijk gereageerd op het aanvullend advies van de medisch adviseur. Verder is om voortzetting van de procedure gevraagd. De Staat heeft hierop bij brief van 21 maart 2025 gereageerd. Ook de Staat heeft om voortzetting van de procedure gevraagd. Partijen is daarop bericht dat de voortzetting van de procedure op dinsdag 1 april 2025 zal plaatsvinden. Deze behandeling heeft plaatsgevonden. Aan de het slot van de zitting is met partijen de mogelijkheid besproken om een regeling te treffen, bestaande uit een schorsing van de detentie van [eiser] , onder nader uit te werken voorwaarden, waaronder huisarrest (al dan niet met enkelband), met bepaling dat als [eiser] zich niet aan die voorwaarden zou houden, de Staat gerechtigd is de detentie te hervatten. Daartoe is de procedure aangehouden tot donderdag 3 april 2025 om 12.00 uur. De voorzieningenrechter heeft partijen voorgehouden dat in het geval er geen regeling getroffen zal worden, er nog dezelfde dag spoedshalve een verkort vonnis gewezen zal worden, waarvan de uitwerking later zal volgen.
Bij brief van 2 april 2025 heeft de Staat de voorzieningenrechter onder meer bericht dat hij geen aanleiding ziet om te beslissen tot beëindiging van de gijzeling, ook niet onder voorwaarden zoals deze ter zitting zijn besproken, omdat wet- en regelgeving daarvoor volgens hem geen ruimte bieden. De Staat heeft de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen. Bij brief van 2 april 2025 heeft mr. De Koning de voorzieningenrechter nader bericht en gereageerd op eerdergenoemd bericht van de Staat.
Partijen is vervolgens bericht dat op 3 april 2025 verkort vonnis gewezen zal worden. Een uitgewerkt vonnis volgt zo spoedig mogelijk.

Beslissing:

De voorzieningenrechter:
- schorst met onmiddellijke ingang de gijzeling van [eiser] , die thans plaatsvindt uit hoofde van de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2024, wegens detentieongeschiktheid van [eiser] , totdat de rechtbank in een bodemprocedure (ter verkrijging van een verklaring voor recht dat [eiser] detentieongeschikt is) heeft beslist dan wel de gijzeling op een eerder moment wordt beëindigd;
-
bepaalt dat [eiser] uiterlijk binnen één maand na de datum van dit vonnis de dagvaarding in de bodemprocedure zoals hierboven genoemd dient aan te brengen, bij gebreke waarvan de schorsing vervalt;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van [eiser] van € 2.313,97 (te weten dagvaarding € 144,47, griffierecht € 331,-, salaris advocaat € 1.660,50, nakosten € 178,00 (plus na te melden verhoging);
- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Staat niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de Staat € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.
ddg