ECLI:NL:RBDHA:2025:5615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.3784
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor familie en gezin

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Jalandoni, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel 'familie en gezin'. De aanvraag is op 15 augustus 2024 door de minister ontvangen, en de beslistermijn is verlengd met drie maanden, wat betekent dat de minister uiterlijk op 13 februari 2025 had moeten beslissen. Eiseres heeft de minister op 6 januari 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg is gedaan, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en kan de hoogte van een eventuele dwangsom niet vaststellen, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 2 april 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3784
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel “familie en gezin” in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (de aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres ontvankelijk?

3. De minister heeft de aanvraag op 15 augustus 2024 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden. Dat betekent dat de beslistermijn in dit geval eindigde op 13 februari 2025.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Eiseres heeft de minister op 6 januari 2025 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
6. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, kan de rechtbank de hoogte van de op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom niet vaststellen.4
__________
4 Artikel 8:55c van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrif indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.