In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, tezamen met zaaknummer NL25.3793, op 3 april 2025 op zitting behandeld. Eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister waren aanwezig, evenals een tolk. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit tot het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser had op 16 oktober 2024 in Nederland asiel aangevraagd, maar uit Eurodac bleek dat hij op 19 augustus 2024 ook asiel in Kroatië had aangevraagd. Eiser heeft tijdens zijn gehoor verklaard dat hij op 22 april 2024 Sierra Leone heeft verlaten en illegaal naar Nederland is gereisd. De rechtbank overweegt dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de in artikel 17 van de Dublinovereenkomst neergelegde bevoegdheid. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn overdracht naar Kroatië zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn medische situatie. De rechtbank concludeert dat de minister niet heeft kunnen volstaan met de nu gegeven motivering en dat er geen aanleiding is om af te zien van overdracht aan Kroatië. De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is bekendgemaakt op rechtspraak.nl.