ECLI:NL:RBDHA:2025:5743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
23_5230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd op basis van medische beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan sclerodermie en fibromyalgie, een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd. De aanvraag werd afgewezen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarna eiseres bezwaar maakte. De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 behandeld. Eiseres heeft zich ziekgemeld in oktober 2021 en een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend in november 2022. De verzekeringsarts heeft haar onderzocht en vastgesteld dat er beperkingen zijn, maar dat verbetering van haar situatie niet uitgesloten is. De rechtbank heeft een deskundige, prof. dr. J.M. van Laar, benoemd om de medische situatie van eiseres te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er mogelijkheden voor verbetering zijn, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5230

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

Bij besluit van 4 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met verkorte wachttijd afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en onder andere bepaald dat eiseres door een door de rechtbank aan te wijzen reumatoloog medisch onderzocht zal worden.
De rechtbank heeft reumatoloog prof. dr. J.M. van Laar benoemd als deskundige en hem verzocht een onderzoek in te stellen en hierover rapport uit te brengen.
Op 20 november 2024 heeft deskundige Van Laar rapport uitgebracht.
Verweerder heeft op 13 januari 2025 gereageerd op het rapport van de deskundige en daarbij een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 januari 2025 overgelegd.
Eiseres heeft op 31 januari 2025 gereageerd op het deskundigenrapport.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord.
Eiseres heeft op 24 februari 2025 en verweerder op 4 maart 2025 aan de rechtbank bericht dat een nadere zitting niet nodig is.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft zich op 20 oktober 2021 ziekgemeld voor haar werkzaamheden als begeleidend ondersteuner voor 20 uur per week vanwege sclerodermie.
2. Op 9 november 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd ingediend.
3. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de verzekeringsarts eiseres op het spreekuur van 22 december 2022 onderzocht. Deze arts heeft in zijn rapport vermeld dat bij eiseres sprake is van sclerodermie, fibromyalgie en aanpassingsproblematiek en dat zij als gevolg hiervan beperkingen ondervindt. De beperkingen liggen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische en statische houdingen en een urenomvang van 20 uur per week. Echter, gezien het feit dat eiseres nog niet optimaal behandeld wordt op het mentale vlak, waarbij het gaat om het leren omgaan met het leven in het hier en nu en het leren om grenzen goed aan te geven, en op het fysieke vlak, waarbij het gaat om het verbeteren van de algehele spierconditie, is volgens de verzekeringsarts verbetering van de belastbaarheid van eiseres niet uitgesloten.
4, Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd afgewezen.
5. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in verband hiermee dossieronderzoek verricht en kennis genomen van de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van haar behandelend reumatoloog. In zijn rapport van 22 december 2022 heeft deze arts vermeld dat de door eiseres ervaren belemmeringen niet volledig verklaard kunnen worden door medisch objectiveerbare informatie. Mogelijk brengt het acceptatieproces van het steeds minder kunnen dan voorheen en het moeten vinden van een hernieuwd evenwicht tussen belasting en belastbaarheid veel stress en spanning met zich mee, hetgeen door zowel de verzekeringsarts als de reumatoloog wordt beschreven als zijnde van invloed op eiseres. Daarnaast geeft de zorg rondom de gezondheid van haar moeder en de benodigde mantelzorg voor haar moeder begrijpelijkerwijs veel stress. Bekend is dat stress een negatieve invloed heeft op de klachten bij auto-immuunziektes als sclerodermie, maar zeker ook bij fibromyalgie. Ook wordt in de informatie van de reumatoloog gemeld dat het belangrijk is voor eiseres om de herstel belemmerende psychosociale factoren te kennen en waar mogelijk aan te pakken. Op het moment van beoordelen was de zorg rondom de moeder net overgedragen aan een instelling en stond er nog een behandeling gepland voor eiseres ten aanzien van de pijnklachten (stilleggen van de zenuwbanen) waardoor het navolgbaar is dat de verzekeringsarts aangeeft dat verbetering niet is uitgesloten. Hiermee is niet gezegd dat verbetering daadwerkelijk nog zal optreden, maar het is zeker ook niet uit te sluiten, aldus de verzekeringsarts b&b.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en zich daarbij op het standpunt gesteld dat eisers niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Daarmee heeft eiseres volgens verweerder geen recht op een WIA-uitkering met verkorte wachttijd.
7.1.
Eiseres voert aan dat het onderzoek door de primaire verzekeringsarts onvolledig is geweest en onjuistheden bevat. Haar anamnese en dagverhaal zijn onvoldoende in kaart gebracht. Dat heeft zij in haar bezwaarschrift ook naar voren gebracht. Daarom had de verzekeringsarts b&b aanwezig moeten zijn op de hoorzitting. Bovendien is zij op het verkeerde been gezet door verweerder, nu zij telefonisch was benaderd door verweerder en aan haar was meegedeeld dat haar bezwaar zo duidelijk was dat een hoorzitting niet nodig was.
7.2.
De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van 18 januari 2023 [1] heeft geoordeeld dat de beoordeling van de vraag welke onderzoeksactiviteiten moeten worden verricht (onder meer) afhankelijk is van de medische situatie van betrokkene, de gronden in bezwaar en de vraag of in de primaire fase sprake is van een gebrek dat moet worden hersteld. Hieruit vloeit voort, aldus de CRvB, dat bij betwisting van de medische grondslag in bezwaar het niet (altijd) vereist is dat een verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokkene onderzoekt op een spreekuur. Afhankelijk van wat in bezwaar in de concrete situatie speelt, kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ook voor kiezen gebruik te maken van een of meer andere onderzoeksmogelijkheden, zoals dossieronderzoek, het vragen van een expertise, het opvragen van medische informatie en het bijwonen van de hoorzitting, en die keuze waar nodig toelichten.
7.3.
Gebleken is dat eiseres lichamelijk en psychisch is onderzocht door de primaire verzekeringsarts en dat deze arts kennis heeft genomen van de voorhanden medische informatie, waaronder die van de bedrijfsarts. Daarmee is het onderzoek van de primaire verzekeringsarts volledig geweest. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en daarbij kennis genomen van het door eiseres zelf opgestelde bezwaarschrift, waarin eiseres haar dagverhaal uitvoerig heeft vermeld, en de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de reumatoloog. Gelet hierop was er naar het oordeel van de rechtbank genoeg informatie voorhanden voor de verzekeringsarts b&b om tot een beoordeling te komen en heeft hij ervan mogen afzien om eiseres zelf medisch te onderzoeken.
7.4.
Voor zover eiseres heeft gesteld dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden, gaat de rechtbank daaraan voorbij, nu voor de stelling van eiseres geen steun in het dossier kan worden gevonden. Bovendien heeft eiseres in beroep haar standpunt uitgebreid kunnen toelichten.
8. Eiseres voert voorts -in hoofdzaak- aan dat bij haar sprake is van sclerodermie met systemische uitbreiding, fibromyalgie, artrose aan haar schouder met continue pijn aldaar waarvoor zij regelmatig injecties krijgt maar zonder resultaat, het fenomeen van Raynaud en psychische klachten. Voorts heeft zij blijvende beperkingen aan haar rug na een herniaoperatie in 2017. Volgens eiseres is de ernst van deze aandoeningen en de daaruit voortvloeiende beperkingen miskend door de verzekeringsartsen en met name zijn de beperkingen die voortvloeien uit de sclerodermie en de klachten die verband houden met de Raynaud onvoldoende meegewogen. Eiseres heeft daarbij erop gewezen dat uit de medische informatie blijkt dat het met de sclerodermie slechter is gegaan na het laatste onderzoek in 2021 en dat uit de brief van de reumatoloog van 19 augustus 2022 blijkt dat er sprake is van een verslechterde longfunctie en dat zij licht astmatisch is. Ook drukken alle medische aandoeningen psychisch op haar. Verder kan uit het arbeidskundig rapport van 25 oktober 2022 worden opgemaakt dat haar beperkingen duurzaam zijn. Volgens eiseres had aan haar een WIA-uitkering na verkorte wachttijd moeten worden toegekend.
9.1.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de WIA geldt, voordat een verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering op grond van die wet, een wachttijd van 104 weken. Op grond van het zesde lid, eerste volzin, stelt verweerder op aanvraag van de verzekerde een verkorte wachttijd vast indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet WIA. Op grond van de derde volzin wordt het einde van een verkorte wachttijd niet eerder vastgesteld dan tien weken na de dag waarop de aanvraag daartoe is ingediend. Dit betekent dat de datum in geding in deze zaak wordt vastgesteld op 18 januari 2023.
9.2.
Op grond van artikel 4, eerste lid is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
9.3.
Uit vaste rechtspraak van de CRvB [2] volgt dat de wetgever met de regeling van de verkorte wachttijd het oog heeft gehad op die werknemers van wie het al in een eerder stadium dan na twee jaar ziekte duidelijk is dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. In dat geval vervalt de ratio van de re-integratie-inspanningen en de financiële prikkel voor de werkgever. Om in aanmerking te komen voor een verkorte wachttijd dient volgens de wetgever wel aan een aantal voorwaarden te worden voldaan, waaronder die dat alleen een dergelijke aanvraag om uitkering kan worden gedaan als sprake is van een stabiele situatie, dat wil zeggen dat er geen mogelijkheden zijn om in arbeid te functioneren en dat er ook geen kans op herstel is. Alleen die zieke werknemers die in een evident stabiele situatie verkeren en die volledig arbeidsongeschikt zijn, kunnen in aanmerking komen voor een flexibele keuring (met een verkorte wachttijd). Het uitgangspunt dat slechts in een onomkeerbare situatie sprake kan zijn van een verkorte wachttijd, is tot uitdrukking gebracht door in artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA uitdrukkelijk slechts te verwijzen naar het tweede lid van artikel 4 en niet ook naar het derde lid of naar artikel 4, zonder verdere beperking. Dit betekent dat verweerder in het kader van een aanvraag om een verkorte wachttijd slechts dient te beoordelen of sprake is van een stabiele of verslechterende medische situatie. Als herstel mogelijk is, kan geen sprake zijn van een toekenning met een verkorte wachttijd.
10. Gezien het geschil tussen partijen over de belastbaarheid van eiseres heeft de rechtbank aanleiding gezien om reumatoloog prof. dr. J.M. van Laar als deskundige te benoemen teneinde eiseres te onderzoeken en de rechtbank van advies te dienen.
11. Deskundige Van Laar heeft in zijn rapport van 20 november 2024 vermeld dat bij eiseres op 18 januari 2023 sprake was van gegeneraliseerde pijnklachten van het bewegingsapparaat door fibromyalgie, pijnlijke verkleuring van de vingers bij koude en zuurbranden door gelimiteerd cutane systemische sclerose, deconditionering door overgewicht en gebrek aan training, degeneratieve rechterschouderpijn, episodische aanvallen van hoofdpijn door migraine en duizeligheid door ménière, en angstaanvallen. Volgens de deskundige zijn deze aandoeningen niet te genezen, maar is vermindering van de pijnklachten vrijwel altijd mogelijk, met farmacotherapie dan wel niet-medicamenteuze behandelopties. Fibromyalgie vereist een multidisciplinaire aanpak. Eiseres is weliswaar vanaf 2021 door verschillende disciplines behandeld in het expertisecentrum sclerodermie van het LUMC, maar zij heeft geen intensief op fibromyalgie gericht psychosomatisch revalidatieprogramma in een hiervoor gespecialiseerd centrum doorlopen, teneinde haar mentale en fysieke conditie te verbeteren. Gezien de intolerantie van eiseres voor pijnmedicatie zou dat geen garantie op succes hebben betekend, maar het had mogelijk wel een gunstig effect op het beloop van de klachten kunnen hebben. Deskundige Van Laar sluit niet uit dat op 18 januari 2023 verbetering van de belastbaarheid van eiseres nog mogelijk was, bijvoorbeeld met een multidisciplinair revalidatietraject inclusief eerder genoemde begeleide oefentherapie.
12. Eiseres stelt in reactie op het rapport van de deskundige dat gezien de door de deskundige gestelde diagnoses en de bij haar vastgestelde klachten geen verbetering van haar belastbaarheid te verwachten valt. Al haar klachten zijn immers chronisch en blijvend. Ook blijkt uit het rapport dat zij veel behandelingen heeft ondergaan, maar dat deze geen verbetering hebben gebracht. Daaruit volgt volgens eiseres dat haar medische situatie onomkeerbaar is en dat er geen kans op herstel is.
13. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [3] dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is immers bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven.
14. De rechtbank ziet aanleiding om de conclusie van de door haar geraadpleegde deskundige te volgen. Zij overweegt in dat verband dat het onderzoek van de deskundige zorgvuldig en volledig is geweest en dat zijn conclusie inzichtelijk en consistent is gemotiveerd. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat uit het rapport van de deskundige blijkt dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres nog mogelijk is, namelijk door middel van een multidisciplinair revalidatietraject inclusief een begeleide oefentherapie, zodat herstel daarmee niet is uitgesloten.
15. Eiseres heeft in beroep ook haar geschiktheid voor de aan haar geduide functies betwist. De rechtbank laat in het midden of eiseres geschikt is voor die functies. Bij een verkorte wachttijd gaat het uitsluitend om een medische beoordeling van de vraag of sprake is van een medisch stabiele of verslechterde situatie als bedoeld in het tweede lid van artikel 4 van de WIA. Daarin past geen arbeidskundige beoordeling [4] .
16. Uit het voorgaande volgt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het toekennen van een WIA-uitkering met verkorte wachttijd. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres daarom terecht afgewezen.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.