ECLI:NL:RBDHA:2025:5834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
NL24.51928 en NL24.51929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Senegalese eiser op basis van geloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een Senegalese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 22 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 2 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 10 december 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die eveneens is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 12 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden is gebeurd. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn homoseksualiteit en Christendom vreest voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Senegal. De rechtbank oordeelt echter dat Senegal als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, met uitzondering van LHBTI+ personen en strafrechtelijk vervolgden. De rechtbank vindt de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en zijn bekering tot het Christendom niet geloofwaardig, en concludeert dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Senegal. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af, en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.51928 (beroep) en NL24.51929 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1994, van Senegalese nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna: eiser
(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. de Groot ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 22 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft op 2 december 2024 de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
Eiser heeft op 10 december 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het besluit van 24 december 2024 (het bestreden besluit) deze opvolgende aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.4.
De rechtbank heeft de zaken op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V.M. Corcelle als tolk in de Franse taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en wijst de voorlopige voorziening af
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is op 21 november 2024 via Casablanca naar Nederland vertrokken. Hij heeft op 22 november 2024 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser heeft in het aanmeldgehoor verklaard dat hij uit Senegal is vertrokken vanwege zijn gezondheid (suikerziekte) en problemen met zijn familie. Nadat verweerder de eerste asielaanvraag had afgewezen heeft eiser op 2 december 2024 een opvolgende aanvraag ingediend. Tijdens het gehoor in het kader van de opvolgende aanvraag heeft eiser verklaard dat hij opnieuw een asielaanvraag heeft ingediend omdat hij homoseksueel en Christen is. Eiser vreest bij terugkeer voor zijn familie en de [naam 1] gemeenschap. Zijn oom heeft hem met de dood bedreigd als hij terug zou keren omdat hij niet bidt en mogelijk heeft zijn moeder ook aan anderen verteld dat eiser Christen is geworden. Daarnaast zal eiser als hij terug zou keren een bedrag aan geleend geld moeten terugbetalen.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Problemen met familie omdat eiser niet wil bidden en Christen is geworden
3. Problemen wegens homoseksuele gerichtheid
5.1.
Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Hierover wordt overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Dat eiser uit Senegal komt is namelijk op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn of om een risico op ernstige schade aan te nemen. Het asielmotief dat eiser problemen heeft met zijn familie is in het kader van de eerste asielaanvraag geloofwaardig, maar niet zwaarwegend geacht. Of eiser daadwerkelijk Christen is geworden, is niet beoordeeld omdat Senegal een veilig land is voor Christenen.
5.2.
Verweerder acht het asielmotief ten aanzien van de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig. Eiser heeft dit asielmotief niet in het aanmeldgehoor in het kader van de eerste asielaanvraag naar voren gebracht maar pas in het gehoor opvolgende aanvraag. Dat eiser dit asielmotief pas naar voren heeft gebracht nadat verweerder zijn eerste aanvraag heeft afgewezen, doet af aan de aannemelijkheid van dit asielmotief. Verder is eiser er tijdens het gehoor opvolgende aanvraag niet in geslaagd om toe te lichten hoe zijn gevoelens voor mannen ontwikkeld zijn. Eisers verklaringen hierover zijn oppervlakkig. Eiser heeft geen inzicht gegeven in hoe hij het persoonlijk beleefd heeft om homoseksueel te zijn in Senegal. Eiser heeft ook oppervlakkig verklaard over zijn relatie in Senegal met [naam 2] , een familielid met wie eiser stelt een liefdesrelatie te hebben gehad. Hierdoor wordt dit asielmotief niet geloofwaardig geacht. Verder rijmen eisers verklaringen rondom zijn bekering tot het Christendom niet met zijn homoseksuele gerichtheid.
5.3.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Senegal is een veilig land van herkomst, met uitzondering voor LHBTI en personen die strafrechtelijk worden vervolgd, en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Senegal voor hem persoonlijk niet veilig is. Ook krijgt eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar.
Is Senegal een veilig land van herkomst?
6. Eiser voert aan dat verweerder de asielaanvraag ten onrechte in de versnelde procedure heeft behandeld en afgewezen als kennelijk ongegrond en verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 januari 2025 [1] waarin is geoordeeld dat Senegal in zijn algemeenheid niet kan worden aangemerkt als veilig land.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Senegal wordt in het algemeen gezien als een veilig land van herkomst. Daarop zijn twee uitzonderingen, namelijk LHBTI+ en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van 24 januari 2025 [2] van deze rechtbank en zittingsplaats Amsterdam, van oordeel dat verweerder Senegal niet ten onrechte heeft aangewezen als veilig land van herkomst. In die uitspraak concludeert de rechtbank, op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling [3] , dat het, zoals in het geval van Senegal, mogelijk is om een land als veilig land van herkomst aan te wijzen met een uitzondering voor één of meer groepen. Anders dan eiser heeft betoogd, ziet de rechtbank in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024 [4] geen reden om van deze vaste jurisprudentie af te wijken.
Mocht verweerder ongeloofwaardig achten dat eiser homoseksueel is?
7. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet gelooft dat hij homoseksueel is. Eiser heeft uitgebreid over zijn relatie verklaard. Voor zover in het bestreden besluit is overwogen dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij gedetailleerd(er) en concreet kan verklaren over zijn relatie, mist deze overweging onderbouwing. Niet de woorden of de manier waarop eiser homoseksualiteit bespreekt is van belang, maar de manier waarop hij uiting geeft, non-verbaal, over zijn homoseksuele gevoelens zijn van belang voor het oordeel of de geaardheid van eiser geloofwaardig is. Eiser heeft verder verklaard dat hij geen moslim wil zijn, maar Christen, maar dat dit nog niet helemaal is uitgekristalliseerd. Dat betekent dat voor eiser nog niet helemaal duidelijk is wat een geloofswisseling voor hem tot gevolgen heeft en ook het aspect van homoseksualiteit versus Christendom is voor hem nog niet helemaal duidelijk. Eiser voert verder aan dat hij heeft verklaard dat en waarom hij bij de eerste asielaanvraag niet durfde te vermelden dat hij homoseksueel is. In het bestreden besluit wordt dat argument van eiser als niet toereikend afgewezen. Eiser is het hier niet mee eens. In Senegal is homoseksualiteit verboden. Daarom wordt in Senegal niet openlijk daarover gesproken. In de zienswijze heeft eiser verklaard dat de Kmar [5] hem in het bijzijn van een grote groep mannen uit Senegal vroeg wat zijn asielmotief was. Ook daarna, tijdens de eerste procedure had eiser nog niet voldoende vertrouwen om dat aspect van zijn komst naar Nederland toen al te vertellen.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de homoseksualiteit van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt onder de uitzonderingscategorie LHBTI+ te vallen, maar heeft dat onvoldoende onderbouwd. De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen verwijten dat hij niet in het eerste gehoor heeft gemeld dat hij homoseksueel is. De rechtbank acht in dit verband van belang dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag hiervoor een andere verklaring heeft gegeven dan in de zienswijze. Zo verklaart eiser in het gehoor opvolgende aanvraag hierover dat hij dit niet heeft gedaan omdat alle zestien mannen met wie hij uit Senegal in Nederland is aangekomen op Schiphol hadden aangegeven homoseksueel te zijn. Hierdoor zou verweerder hem niet geloven als hij ook homoseksualiteit als asielmotief had aangedragen. De rechtbank overweegt dat deze verklaring inhoudelijk afwijkt van de verklaring die in de zienswijze is gegeven. Het op dit punt tegenstrijdig of in ieder geval niet consistent verklaren doet ook naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de aannemelijkheid van eiseres verklaringen over zijn seksuele geaardheid.
7.2.
De rechtbank overweegt voorts dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag er niet in geslaagd is om aannemelijk te verklaren over zijn gestelde homoseksualiteit. Verweerder heeft tijdens het gehoor – conform de Werkinstructie 2019/17 – over de relevante onderwerpen vragen gesteld en voldoende doorgevraagd naar aanleiding van eisers verklaringen. Desondanks heeft eiser slechts summier verklaard over zijn relatie met [naam 2] . In antwoord op de vraag wat zij samen deden verklaart eiser enkel dat zij alles samen deden zoals voetballen en samen naar buiten. Ook op de vraag wat eiser het leukste vond in het gedrag van [naam 2] heeft eiser niet meer kunnen verklaren dan dat [naam 2] een goed mens was en alles wat hij had met eiser deelde. De rechtbank is van oordeel dat van eiser mag worden verwacht dat hij meer gedetailleerd verklaart over [naam 2] en zijn relatie met hem, met name gelet op, blijkens eisers verklaringen, het belang van deze relatie voor eiser in het ontdekken van zijn gestelde homoseksualiteit. Op de zitting heeft eiser ook niet meer over zijn relatie met [naam 2] verklaard dan wat hij in het gehoor opvolgende aanvraag en de zienswijze naar voren heeft gebracht. De rechtbank overweegt verder dat in het bestreden besluit weliswaar is gesteld dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag authentiek heeft verklaard over het contact met een andere homoseksuele man op de afdeling waar hij verblijft, maar de rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat dit onvoldoende opweegt tegen de summiere en oppervlakkige verklaringen op andere punten.
7.3.
De rechtbank weegt in haar oordeel ook mee dat verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eisers verklaringen rondom zijn bekering tot het Christendom niet rijmen met zijn gestelde homoseksualiteit. Met verweerder vindt de rechtbank het niet logisch dat eiser zich zou bekeren tot een nieuw geloof zonder van tevoren na te gaan of zijn seksuele gerichtheid binnen dat geloof wordt geaccepteerd.
7.4.
Reeds om voorgaande redenen heeft verweerder de homoseksualiteit van eiser naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig mogen achten. Daardoor valt eiser niet onder een van de uitzonderingscategorieën in Senegal.
De problemen met eisers familie
8. De rechtbank kan voorts het standpunt van verweerder volgen dat niet aannemelijk is dat eiser risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Senegal. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat, indien hij problemen met zijn familie krijgt, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie bescherming van de Senegalese autoriteiten in te roepen. De rechtbank is daarom van oordeel dat Senegal voor eiser daarom een veilig land van terugkeer is. Verweerder heeft daarom de aanvraag ook als kennelijk ongegrond mogen afwijzen.
Uitstel van vertrek
9. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte niet ambtshalve heeft getoetst aan artikel 64 Vw [6] en dat aan hem uitstel van vertrek dient te worden verleend vanwege medische redenen. Eiser heeft namelijk suikerziekte en gebruikt dagelijks insuline. Eiser wijst erop dat de suikerziekte waar hij aan lijdt ook bij de eerste asielaanvraag bij verweerder bekend was en dat verweerder toen heeft verzuimd op die grond uitstel van vertrek te verlenen.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht niet ambtshalve heeft getoetst aan artikel 64 van de Vw. In het kader van de onderhavige procedure, waarin het gaat om een opvolgende asielaanvraag, hoeft verweerder op grond van artikel 3.6a, tweede lid, van het Vb [7] niet ambtshalve te beoordelen of eiser in aanmerking komt voor uitstel van vertrek om medische redenen. Of verweerder in het kader van de eerste asielaanvraag van eiser uitstel van vertrek om medische redenen had moeten verlenen is een vraag die in deze procedure geen rol speelt. De beslissing van verweerder op de eerste asielaanvraag ligt hier namelijk niet voor en is bovendien al onherroepelijk geworden nu eiser daartegen geen beroep heeft ingesteld. Indien eiser van mening is dat hij medisch gezien niet in staat is om Nederland onmiddellijk te verlaten, dient hij een aanvraag tot uitstel van vertrek in te dienen.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is.
10.1.
Omdat de rechtbank hiermee beslist op het beroep van eiser, is er voor het treffen van de voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10.2.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: NL24.51928,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: NL24.51929,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Smayel, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van L. Verkoeijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

4.C406/22, ECLI:EU:C:2024:8.
5.Koninklijke Marechaussee.
6.Vreemdelingenwet 2000.
7.Vreemdelingenbesluit 2000.