ECLI:NL:RBDHA:2025:5847
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de aanvraag niet in behandeling heeft genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelt dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op pushbacks en materiële deprivatie, en dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat zijn aanvraag door verweerder in behandeling genomen had moeten worden.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Kroatië. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, die hebben geoordeeld dat de theoretische mogelijkheid van pushbacks niet gelijkstaat aan een reëel risico. Eiser heeft zijn stellingen niet voldoende onderbouwd met (medische) documenten en de rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van verweerder zorgvuldig en voldoende gemotiveerd is. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.