Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 april 2025 in de zaak tussen
[verzoekster], v-nummer: [nummer], verzoekster
de minister van Asiel en Migratie
Samenvatting
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Procesverloop
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Verder ziet de voorzieningenrechter in het betoog van verzoekster dat zij een privéleven heeft opgebouwd in de huidige opvang ook geen reden om anders te oordelen. Verzoekster verblijft namelijk pas korte tijd in de gemeentelijke opvang, aangezien zij pas sinds 10 februari 2025 in Nederland is. Ook het feit dat verzoekster gedurende de bezwaarprocedure niet mag werken, acht de voorzieningenrechter onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Tijdens de zitting is gebleken dat de verzoekster momenteel geen werk heeft en er is niet gebleken dat zij op korte termijn uitzicht heeft op werk. Tot slot leiden de door verzoekster overgelegde uitspraken van andere zittingsplaatsen, waarin wel spoedeisend belang is aangenomen, niet tot een ander oordeel. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat, anders dan in de uitspraak van zittingsplaats Den Bosch van 13 januari 2025, in het geval van verzoekster geen sprake is van een partner die ook in de gemeentelijke opvang verblijft of dat er concreet zicht op werk is. In de overige uitspraken wordt de mogelijkheid van alternatieve opvang bij het COa niet genoemd.