ECLI:NL:RBDHA:2025:5927

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL24.33951
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit op basis van geloofwaardigheid en bevoegdheid minister

In deze uitspraak van 9 april 2025 beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die Somalische nationaliteit claimt, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag werd afgewezen op 5 augustus 2024 als ongegrond. Eiser stelt dat hij in 2016 is getrouwd met een vrouw van de stam Ishaaq, maar dat zijn schoonfamilie, die tot de lagere stam Gaboye behoort, hem bedreigt en mishandelt. Hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië, vooral vanwege de druk van zijn schoonfamilie en de autoriteiten. De rechtbank heeft de zaak op 12 februari 2025 behandeld in Breda, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.

De rechtbank oordeelt dat de minister de problemen van eiser met zijn schoonfamilie niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst erop dat de schoonfamilie, ondanks hun macht, voor seculier recht heeft gekozen, wat onlogisch is gezien de culturele context. Eiser heeft inconsistent verklaard over zijn woonsituatie met zijn vrouw, wat de geloofwaardigheid van zijn verhaal ondermijnt. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somaliland in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De asielaanvraag wordt dan ook terecht afgewezen als ongegrond. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.33951

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De termijn voor het doen van een uitspraak is eenmaal verlengd.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1995. Hij heeft op 14 april 2023 een aanvraag om verlening van een asielvergunning ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in 2016 is getrouwd met een vrouw die behoort tot de stam Ishaaq. Na het huwelijk is eisers schoonfamilie erachter gekomen dat eiser tot de stam Gaboye behoort. Eiser behoort tot een lagere stam dan zijn vrouw. Eisers schoonfamilie wilde het huwelijk ontbinden en begon eiser te bedreigen en te mishandelen. Eiser heeft een rechtszaak die de schoonfamilie tegen eiser heeft aangespannen verloren. Vervolgens is eiser opgepakt en vastgezet op het politiebureau voor twee maanden. Eiser vreest bij terugkeer naar Somalië voor zijn schoonfamilie. Bovendien heeft eiser problemen ondervonden doordat zijn broer was betrokken bij een dodelijk ongeval. Bij terugkeer vreest eiser voor de autoriteiten die de zaak willen oplossen en voor de familie van de overleden man.
3. Verweerder heeft met het bestreden besluit het voornemen van 6 mei 2024 gehandhaafd. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De problemen met de schoonfamilie en de problemen vanwege betrokkenheid van eisers broer bij een dodelijk ongeval, worden door verweerder niet geloofwaardig geacht.
4. Eiser voert hiertegen het volgende aan. De schoonvader heeft onderzoek gedaan naar de stamafkomst van eiser. Daarna heeft hij op religieuze gronden toestemming gegeven voor het huwelijk tussen eiser en zijn vrouw. Hij heeft dus religie boven de stamafkomst gesteld. Hij ging ervan uit dat zijn autoriteit sterk was en dat de rest van de familie zich bij zijn besluit zou neerleggen. De rest van de familie heeft echter culturele argumenten gebruikt tegen het huwelijk. Voorts heeft eiser niet wisselend verklaard over het samenwonen met zijn vrouw. Eiser heeft niet samengewoond met zijn vrouw en kinderen. Volgens eiser interpreteert verweerder ten onrechte samenzijn als samenwonen en negeert zij daarmee de correcties en aanvullingen. Voorts was het zonder documenten onmogelijk om het gezin van eiser na te laten reizen vanuit Ethiopië. Eiser kent de beweegredenen van de schoonfamilie niet om te kiezen voor een bepaalde rechtsingang. Eiser wordt vanwege bloedwraak gezocht. Als de familie van de overleden man eisers broer niet kan vinden, heeft dat gevolgen voor eiser. Moeder van eiser kon pas terugkeren naar Mogadishu toen de situatie ingrijpend veranderd was. Druk zetten op de moeder van eiser heeft pas weer zin als dat daadwerkelijk effectief zou kunnen zijn. Eiser stelt verder dat hij niet veilig kan wonen en leven in Somaliland en vreest in een 3- EVRM [1] -situatie te belanden nu hij behoort tot een minderheidsclan, geen netwerk aldaar heeft en moet vrezen voor bloedwraak. Veilig terugreizen naar Somaliland kan niet en hij heeft geen vestigingsalternatief.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Bevoegdheid minister
5. Met ingang van 2 juli 2024 is de beslissingsbevoegdheid in het Nederlandse vreemdelingenrecht overgegaan van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid naar de minister van Asiel en Migratie. [2] De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit, dat dateert van na 2 juli 2024, is ondertekend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Ter zitting heeft de namens de minister van Asiel en Veiligheid verschenen gemachtigde het standpunt ingenomen dat deze het bestreden besluit voor haar rekening neemt. De ondertekening van het bestreden besluit door een bestuursorgaan dat daartoe niet bevoegd is, is een gebrek. Eiser is daardoor echter niet in zijn belangen geschaad. Voor eiser was het immers duidelijk, of had het duidelijk moeten zijn, dat het bestreden besluit door de Immigratie- en Naturalisatiedienst namens de bevoegde autoriteit was genomen. Daarom kan dit gebrek worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de door eiser gestelde problemen met zijn schoonfamilie niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft in dat verband terecht overwogen dat uit de openbare informatie volgt dat stamafkomst verweven is met de Somalische maatschappij. [3] Om die reden heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het niet te volgen is dat de schoonfamilie pas na de huwelijksvoltrekking achter de stamafkomst van eiser kwam. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op eisers verklaring tijdens het nader gehoor dat de bij de huwelijksvoltrekking aanwezige getuige, [getuige], tot de schoonfamilie behoorde. [4] Bovendien heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het opmerkelijk is dat de schoonmoeder, ondanks de goedkeuring voor het huwelijk van haar man, een zaak tegen eiser aanspande bij de rechtbank. [5] Dit is door verweerder ook niet ten onrechte niet te rijmen geacht met eisers standpunt in de zienswijze dat vrouwen in Somalië als tweederangsburgers worden gezien en dat een vrouw het bezit is van haar man. Verder heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat eiser niet wordt gevolgd in zijn standpunt dat hij nooit met zijn vrouw heeft samengewoond, nu hij hierover niet eenduidig heeft verklaard. In de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft eiser aangegeven dat hij nooit heeft samengewoond met zijn vrouw. Dit heeft eiser opnieuw in het aanvullend gehoor verklaard. [6] De correcties en aanvullingen bij het nader gehoor en eisers verklaringen in het aanvullend gehoor staan echter lijnrecht tegenover zijn verklaringen tijdens het aanmeldgehoor. In het aanmeldgehoor heeft eiser namelijk verklaard dat hij op zijn laatste adres samenwoonde met zijn vrouw, twee dochters, pleegdochter en moeder. Dit heeft eiser niet gecorrigeerd, terwijl hij hier wel de mogelijkheid voor heeft gehad. Daarnaast heeft eiser in het nader gehoor opnieuw verklaard dat hij wel heeft samengewoond met zijn vrouw. [7] Dat eiser in de correcties en aanvullingen van het nader gehoor heeft aangegeven dat hij nooit heeft samengewoond, verklaart niet waarom dit meermaals wel zo in het verslag van het aanmeldgehoor en het verslag van het nader gehoor is genoteerd. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft overwogen, zijn deze verklaringen duidelijk en niet voor andere interpretatie vatbaar. Daarnaast heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de rechtsgang onlogisch zijn. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat het onlogisch is dat de schoonfamilie, gezien haar macht, voor seculier recht heeft gekozen. Eiser heeft immers zelf verklaard dat de schoonfamilie een machtspositie heeft binnen de maatschappij vanwege het behoren tot een meerderheidsstam. Daar komt bij dat uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023 [8] blijkt dat veel Somaliërs de voorkeur geven aan informele rechtssystemen. [9] Daarbij is van belang dat rechtsbescherming via xeer (het traditionele gewoonterecht) moeilijker is voor ontheemden en leden van minderheidsstammen, zoals eiser. [10] Hierdoor bevinden deze groepen zich in een nadelige positie bij geschilbeslechting met gebruik van xeer. Dit wordt door eiser in zijn beroepsgronden ook beaamd. Gezien het feit dat eiser tot een minderheidsstam behoort, zou hij zich bij een geschilbeslechting via xeer eerder in een nadelige positie bevinden. Dit alles maakt het onlogisch dat de schoonfamilie voor seculier recht heeft gekozen. Tot slot heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser slechts twee pagina’s van het vonnis heeft overgelegd. Daaruit blijkt namelijk niet of de zaak bij de rechtbank betrekking had op de door eiser gestelde problemen met de schoonfamilie.
7. Daarnaast heeft verweerder de door eiser gestelde problemen vanwege betrokkenheid van eisers broer bij een dodelijk ongeval niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder kunnen wijzen op eisers verklaring dat de stenengooier is aangehouden en dat deze tegen de politie heeft verteld dat eisers broer niets te maken had met het incident. [11] Het is daarom onduidelijk en onwaarschijnlijk dat de familie van de overleden jongen het desondanks op eiser heeft gemunt. Uit die verklaring volgt bovendien niet dat de dader zijn schuld heeft willen afkopen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege het incident wordt gezocht door de politie. Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het vreemd is dat eisers moeder naar het dorp is teruggekeerd, ondanks de gestelde dreiging dat zij zou worden vastgezet als ze haar zonen niet zou brengen. Hoewel de situatie vanwege het overlijden van eisers broer inderdaad was gewijzigd, volgt daaruit niet dat die dreiging was weggenomen. Het is dan ook onlogisch dat eisers moeder is teruggekeerd naar het dorp, maar dat zij verder geen problemen heeft ondervonden met de autoriteiten en de familie van de overleden jongen.
8. Omdat de problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, wordt eiser niet gevolgd in het betoog dat hij bij terugkeer naar Somaliland in een situatie terecht zal komen waarbij sprake is van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Om die reden wordt aangenomen dat eiser in Somaliland nog wel een netwerk heeft, kan terugkeren en zich daar weer bij zijn stam en de aanwezige familie kan voegen. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat hij door onveilige gebieden zal moeten reizen.
Conclusie
9. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Gelet op het hiervoor onder 5 geconstateerde gebrek zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. [12] Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro).
Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie het Koninklijk besluit van 2 juli 2024 tot instelling van een Ministerie van Asiel en Migratie, Stcrt. 4 juli 2024, nr. 22497.
3.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië van juni 2023, pagina 53.
4.Verslag nader gehoor, pagina 10.
5.Verslag nader gehoor, pagina 12.
6.Verslag aanvullend gehoor, pagina 6.
7.Verslag nader gehoor, pagina’s 5, 10 en 14.
8.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië van juni 2023.
9.Pagina’s 52 en 69.
10.Pagina 69.
11.Verslag aanvullend gehoor, pagina 13.
12.Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2254.