In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Jemenitische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2006, heeft op 9 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 18 oktober 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 20 februari 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser geen bescherming zou verdienen, gezien de ernstige humanitaire situatie en de oorlog in Jemen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de minister een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de individuele omstandigheden van de eiser en de veiligheidssituatie in Jemen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van de minister en kent de eiser een proceskostenvergoeding toe van € 1.814,-.