ECLI:NL:RBDHA:2025:5955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL25.12362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling rechtmatigheid maatregel van bewaring in asielprocedure met schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, van Senegalese nationaliteit, was op 20 januari 2025 in bewaring gesteld en had op 18 februari 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat eiser rechtmatig verblijf had op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw, omdat er een ordemaatregel was getroffen die uitzetting verhinderde totdat op het beroepschrift was beslist. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring met ingang van 28 februari 2025 onrechtmatig was geworden, omdat de grondslag voor de maatregel was komen te vervallen. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring opgeheven en een schadevergoeding van € 2.800,- toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12362

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J.A. Weststrate).

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.A.J. Smit . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Senegalese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Heeft eiser rechtmatig verblijf?
3. De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken. Eiser is op 20 januari 2025 in bewaring gesteld krachtens artikel 59b, eerste lid, van de Vw (rechtmatig verblijf). Vervolgens is eisers opvolgende asielaanvraag bij beschikking van 14 februari 2025 niet-ontvankelijk verklaard. Op 18 februari 2025 is vervolgens de maatregel omgezet en is eiser op grond van artikel 59, eerste lid en onder a, van de Vw (onrechtmatig verblijf) in bewaring gesteld. Die maatregel duurt nog voort en ligt nu ter beoordeling voor. Aan eiser is op 20 februari 2025 een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd dat ziet op terugkeer naar Senegal. Tot dan toe was enkel uitzetting naar Brazilië aan de orde geweest, omdat dit als veilig derde land is tegengeworpen aan eiser in de asielprocedure. Op 21 februari 2025 heeft eiser, hangende het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op 28 februari 2025 een ordemaatregel getroffen, met als motivering dat een eventuele terugkeer van eiser naar Senegal in eisers asielprocedures (nog) niet aan de orde is gekomen en de rechtbank onvoldoende kan beoordelen of uitzetting rechtmatig is. De ordemaatregel houdt in dat eiser niet kan worden uitgezet totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist. De zitting waarop het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening worden beoordeeld staat gepland op 1 mei 2025. Verweerder heeft op de zitting bevestigd dat de behandeling niet eerder plaats zal vinden.
4. De rechtbank komt, ambtshalve toetsend, tot het oordeel dat eiser vanwege de ordemaatregel per 28 februari 2025 rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw. De getroffen ordemaatregel is namelijk een rechterlijke beslissing waarmee in dit geval uitzetting van eiser achterwege dient te blijven totdat op het beroepschrift is beslist.
5. De verwijzing van verweerder naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2182) leidt niet tot een ander oordeel. In de zaak die voorlag bij de Afdeling is namelijk sprake van een andere situatie, omdat in die ordemaatregel – anders dan in onderhavige zaak – niet was bepaald dat uitzetting achterwege moest blijven in afwachting van een uitspraak van de rechtbank. Onder rechtsoverweging 2.1. overweegt de Afdeling:
‘De ordemaatregel die de voorzieningenrechter van de Afdeling daarna heeft getroffen heeft niet tot rechtmatig verblijf geleid zoals bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h van de Vw 2000, nu daarin niet is geoordeeld dat de vreemdeling niet mocht worden uitgezet in afwachting van de uitspraak van de rechtbank in zijn asielprocedure.’
6. Nu voor de maatregel op grond van artikel 59, eerste lid en onder a, van de Vw vereist is dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft, is op 28 februari 2025 de grondslag voor de maatregel komen te vervallen. De maatregel van bewaring is daarom met ingang van 28 februari 2025 onrechtmatig geworden.
Was de maatregel vóór 28 februari 2025 onrechtmatig?
7. De rechtbank zal de beroepsgronden van eiser bespreken voor zover die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de maatregel al voor 28 februari 2025 onrechtmatig was.
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bijvoorbeeld de uitspraak van 25 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:829), volgt dat verweerder bij de zware gronden 3a en 3c kan volstaan met een toelichting dat deze gronden zich feitelijk voordoen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de zware gronden 3a en 3c zich feitelijk voordoen. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij zonder paspoort, en dus niet op de voorgeschreven wijze, Nederland is ingereisd. Daarnaast heeft eiser geen gevolg gegeven aan het terugkeerbesluit van 24 augustus 2024, waarin hem is opgedragen naar Brazilië terug te keren. Verweerder heeft de zware gronden 3a en 3c dan ook aan de maatregel van bewaring ten grondslag kunnen leggen.
9. De zware grond 3a en 3c, in onderling verband en samenhang bezien, kunnen naar het oordeel van de rechtbank de maatregel van bewaring al dragen. Er vloeit namelijk uit voort dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank laat de overige gronden dan ook onbesproken.
10. De rechtbank zal de overige beroepsgronden onbesproken laten, nu deze zien op de periode na de ordemaatregel van 28 februari 2025.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. De maatregel van bewaring is met ingang van 28 februari 2025 onrechtmatig. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring.
12. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank als zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 28 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 28 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 2.800,-.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring;
 veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.800,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Osborne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.