ECLI:NL:RBDHA:2025:5977
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag met het besluit van 2 december 2024 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar met het bestreden besluit van 6 januari 2025 is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 maart 2025, samen met het beroep, op zitting behandeld. De gemachtigde van verzoekster, mr. W. Spijkstra, en de gemachtigde van de minister, mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, waren aanwezig. Bij uitspraak van dezelfde rechtbank op dezelfde dag, zaaknummer NL25.732, is er uitspraak gedaan op het beroep. Aangezien er inmiddels een uitspraak op het beroep is gedaan, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Kuiters, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.