Overwegingen
1. Eiser is geboren op [datum] 1977 en heeft de Egyptische nationaliteit. Voorheen verbleef hij in de opvanglocatie van verweerder te Den Helder.
2. Verweerder heeft de maatregel opgelegd, omdat eiser op 10 juli 2023 overlast heeft veroorzaakt door het vertonen van verbaal agressief en intimiderend gedrag tegenover een GZA-medewerkster. Zo stond hij te schreeuwen in de wachtkamer van de GZA en bonkte hij meerdere keren op de deur. In de wachtkamer waren op dat moment geen andere medewerkers aanwezig, maar er zaten wel anderen te wachten en ook zijn dochter was hierbij aanwezig. Bovendien heeft eiser al eerder intimiderend en agressief gedrag vertoond. Verweerder heeft verder overwogen dat eiser in het gesprek van 11 juli 2023 naar aanleiding van het incident, het onveilige gevoel van de GZA-medewerkster niet heeft erkend en ook in dat gesprek is eiser verbaal agressief geweest naar de COa-medewerkers. Als agressie is gericht tegen medewerkers geldt dit qua impact als verzwarend, evenals herhaling van onacceptabel gedrag. Daarom wordt de gedraging van eiser gekwalificeerd als een incident met een grote impact en is aan eiser, op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h. en i. van de Rva, een ROV-4 time-out maatregel opgelegd.
2. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert aan dat onvoldoende is gemotiveerd waarom sprake is van een gedraging met een grote impact. Zijn gedraging had niet tot doel om anderen schade toe te brengen of een onveilig gevoel te geven. Ook was het gedrag niet persoonlijk gericht. Verder wordt in het verslag van het feitenonderzoek niets vermeld over dat er sprake is van een gedraging met grote impact. Verder is onvoldoende betrokken dat het verzoek van eiser om op tijd te woord te worden gestaan, is genegeerd. Hij maakte zich veel zorgen om zijn dochter en heeft in frustratie zijn stem verheft en op de deur gebonkt. Bovendien is niet gebleken dat er een belangenafweging is gemaakt, waarbij ook de gevolgen voor zijn minderjarige kinderen zijn meegewogen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Op grond van artikel 5 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers staat er rechtsreeks beroep open tegen besluiten tot het onthouden van verstrekkingen bij of krachtens deze wet.
4. Op grond van artikel 10 van de Rva heeft het COa de bevoegdheid om bij wijze van maatregel verstrekkingen te onthouden. In het ROVis bepaald op welke wijze verweerder gebruik maakt van deze bevoegdheid.
5. Uit het Maatregelenbeleid COA volgt dat verweerder aan een bewoner een ROV-maatregel 4 tot en met 11 kan opleggen als sprake is van een incident met grote tot zeer grote impact. Onder grote impact valt onder meer een incident waarbij huisregels worden overtreden, waarbij medebewoners, COa-medewerkers en/of derden grote schade ondervinden of groot gevaar lopen. Als voorbeeld wordt hierbij ook genoemd agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een grote impact, zoals gedrag met als doel de ander fysieke schade toe te brengen.
6. Uit het bestreden besluit en het verslag van het feitenonderzoek blijkt dat eiser zich op 10 juli 2023 verbaal agressief en intimiderend heeft gedragen. Eiser had op die dag om 10.00 uur een afspraak bij de GZA voor zijn dochter. Toen eiser op dat tijdstip niet direct aan de beurt was, begon hij te schreeuwen in de wachtkamer van de GZA en meerdere keren op de deur te bonken. Eiser schreeuwde 'hoe lang moet ik wachten? Mijn dochter heeft vier dagen een abces en veel pijn. Niemand helpt ons, dit is mishandeling’. De GZA-medewerkster heeft meerder keren aan eiser gevraagd of hij rustig aan wilde doen, maar eiser bleef schreeuwen waar zijn dochter bij stond. De GZA-medewerkster vertelde aan eiser dat het normaal is om even te wachten op een afspraak. De GZA-medewerkster was bereid om eisers dochter te zien, maar dan wel zonder eiser. Eiser was het daar niet mee eens. Eisers dochter is uiteindelijk zonder eiser door de arts gezien. De impact was volgens de rapporteur die het verslag diezelfde dag heeft opgemaakt middel hoog, omdat het gedrag van eiser storend was voor anderen die in de wachtkamer stonden. Daarbij komt dat hij dit gedrag vertoonde naast zijn dochter. De notitie vermeldt verder dat eiser eerder op dit soort gedrag tegenover personeelsleden is aangesproken en dat de rapporteur na het incident nog langs de GZA-medewerker is gegaan om te kijken hoe het met haar ging. Zij gaf aan dat het nu wel goed gaat, maar dat ze het als zeer onveilig en onprettig heeft ervaren. Ook omdat eiser vrij dichtbij kwam en niet ophield. Zij gaf aan dat het nu wel weer was gezakt. Een dag na het incident is er een gesprek geweest met eiser. Uit het gespreksverslag dat hiervan is opgemaakt blijkt dat eiser ook in dit gesprek zijn stem verhief en vrij fel sprak. In de verklaring van de (voormalig) adjunct locatiemanager AZC Den Helder Doggershoek, gedateerd 26 september 2024, valt te lezen dat de impact groot was en dat de betrokken GZA-medewerkster door het agressieve optreden van eiser dusdanig angstig is geworden dat zij de volgende dag niet naar haar werk durfde te komen. Zij heeft door de heftigheid van de ondervonden verbale agressie nog geruime tijd problemen gehad bij het uitvoeren van haar baliewerkzaamheden.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd heeft waarom sprake is van een incident met een grote impact zoals beschreven in het Maatregelenbeleid en waarom niet is volstaan met een lichter middel. Eiser heeft weliswaar geschreeuwd in de wachtkamer van de GZA en heeft meerdere keren op de deur gebonkt, maar niet is gebleken dat het aldus beschreven gedrag van eiser overeenkomt met de beschrijving van een incident met een grote impact zoals bedoeld in het Maatregelenbeleid. Uit de omschrijving van het incident, zoals opgenomen in het bestreden besluit, blijkt niet dat sprake is geweest van een gedraging waarbij medewerkers of derden grote schade hebben ondervonden en/of groot gevaar hebben gelopen. Ook blijkt daaruit niet dat sprake is geweest van agressie met een grote impact. De verklaring van de (voormalig) adjunct locatiemanager dat de betrokken GZA-medewerkster een dag daarna niet naar haar werk durfde te komen en ook gedurende langere tijd problemen had met het uitvoeren van haar werkzaamheden is ruim een jaar na dato opgesteld. Niet valt in te zien waarom deze verklaring niet eerder kon worden opgesteld of overgelegd. De rechtbank hecht door de late inbrenging van deze verklaring hieraan dan ook beperkte waarde. Daarbij komt dat de betrokken medewerkster volgens het feitenoverzicht op de dag van het incident nog heeft verklaard dat het weer goed ging en dat het weer was gezakt. De stelling van verweerder ter zitting dat de impact achteraf groter kan blijken te zijn, is niet onderbouwd. Uit het feitenonderzoek blijkt ook niet dat eiser fysiek agressief is geworden of anderen persoonlijk heeft bedreigd. Voorts is niet gebleken dat onderzoek is verricht naar de impact die het incident zou hebben gehad op derden, die ook in de ruimte aanwezig waren.
8. Verder wordt door verweerder gewezen op het gesprek van 11 juli 2023, waarin eiser eveneens verbaal agressief zou zijn geweest. Dit blijkt echter onvoldoende uit het gesprek feitenoverzicht. Weliswaar heeft eiser zijn stem verheft en sprak hij vrij fel, maar hieruit blijkt onvoldoende dat hij verbaal agressief zou zijn geweest.
9. Verweerder heeft in het besluit meegewogen dat eiser dit gedrag vaker zou hebben vertoond. Echter wordt niet onderbouwd waaruit dit blijkt. De enkele verwijzing naar de logboeknotities, zonder specifieke incidenten te noemen, is hiervoor onvoldoende. Ook dat eiser intimiderend kan overkomen, omdat eiser een vrij grote man is, is onvoldoende om ten grondslag te kunnen worden gelegd aan de maatregel. Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het incident is te kwalificeren – anders dan is omschreven in het feitenonderzoek – als incident met een grote impact, zoals beschreven in het Maatregelenbeleid.
10. Bovendien is niet gemotiveerd of is overwogen een lichter middel op te leggen, zoals het voeren van correctie- of leergesprekken, een waarschuwingsbrief of een andere vorm van begeleiding. In het Maatregelenbeleid COA staat op pagina 3 dat: “Bij het interveniëren op overlastgevend gedrag staat bij het COA de begeleiding centraal en kiest het COA in eerste instantie voor interventies die het gedrag beïnvloeden. Pas als die interventies geen gewenst effect hebben, wordt overgegaan op maatregelen die een prikkel moeten zijn om het gedrag alsnog te veranderen.” en op pagina 8, onder 4.3.1: “Maatregelen voor azc’s, (pre)pol's en Spoor 2 beroepsfase; Wanneer begeleiding alleen niet meer voldoende is, kunnen maatregelen worden opgelegd waarbij verstrekkingen ingehouden kunnen worden.” Ter zitting kon verweerder geen antwoord geven op de vraag of eerder gepoogd is via interventies en/of begeleiding tot gedragsverandering bij eiser te komen. Dit klemt te meer nu het een zware maatregel betreft waarbij de belangen van de minderjarige kinderen van eiser, voor wie hij de zorg draagt, eveneens zijn gemoeid. De enkele stelling dat hij zijn kinderen buiten de opvang kan treffen, is niet nader onderbouwd of toegelicht. Het vorenstaande brengt mee dat het opleggen van voornoemde maatregel onvoldoende is gemotiveerd.
11. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek en zal het bestreden besluit, wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, vernietigen. Het beroep is gegrond.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).