Overwegingen
1. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een taxatierapport ingebracht, ondertekend door [naam 3] , taxateur (de taxateur). Belanghebbende heeft – naast een reguliere kostenvergoeding voor de verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase – verzocht om een kostenvergoeding voor dit rapport ten bedrage van € 128,26 (twee uur à € 53, vermeerderd met btw).
2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar een kostenvergoeding voor het taxatierapport toegekend van € 52.
3. Primair is in geschil of het beroep ontvankelijk is. Subsidiair is de hoogte van de kostenvergoeding voor het taxatierapport in geschil. De bij uitspraak op bezwaar verminderde WOZ-waarde van de woning en de overige proceskosten die in bezwaar zijn toegekend, zijn niet in geschil.
4. De heffingsambtenaar heeft het standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende wel een procesbelang heeft. Het beroep richt zich immers tegen de hoogte van de toegekende proceskosten in de bezwaarfase. Het beroep is derhalve ontvankelijk.
5. Belanghebbende stelt dat ongeveer 2 uur is besteed aan het opstellen van het taxatierapport. Deze 2 uur heeft belanghebbende in zijn beroepschrift middels een urenspecificatie onderbouwd. Belanghebbende stelt dat, overeenkomstig de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven(de Richtlijn) recht bestaat op een vergoeding van € 128,26 (inclusief btw). Belanghebbende voert verder aan dat het taxatierapport van Woning Waarderingsmeesters persoonlijk is opgesteld en ondertekend, het taxatierapport is opgesteld door een derde partij, de kosten inzichtelijk zijn op de overgelegde factuur en de werkzaamheden in het taxatierapport inzichtelijk zijn gemaakt.
6. De heffingsambtenaar stelt dat de vergoeding voor het taxatierapport niet te laag is vastgesteld. Volgens de heffingsambtenaar is sprake van standaardtesten, ontbreken er gegevens van onder meer transactieprijzen en behoort de tijd die in het kader van het opstellen van het rapport is besteed aan overleggen niet tot de kosten van een deskundige. Van de door de gemachtigde van belanghebbende bij de heffingsambtenaar opgevraagde stukken betreffende het waarderingsmodel is door de deskundige in het rapport geen gebruik gemaakt. Aan de heffingsambtenaar zijn 44 rapporten van deze taxateur gelijktijdig toegezonden. Hij acht het niet aannemelijk dat 500 referenties door een filter zijn gehaald en vervolgens exact 30 vergelijkbare referenties zijn geselecteerd. De heffingsambtenaar stelt dat er sprake is van een geautomatiseerd vervaardigd rapport dat enkel gegevens bevat die zijn verkregen uit openbare bronnen. Er is dan ook niet de door belanghebbende gestelde 2 uur besteed aan het rapport, aldus de heffingsambtenaar.
7. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Onder deze kosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:15, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) tevens begrepen de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
8. Voor een deskundigenrapport in WOZ-zaken gelden de uitgangspunten voor vergoeding volgens de Richtlijn. Uit deze richtlijn volgt als uitgangspunt voor niet-inpandige woningtaxaties en het opstellen van een rapport een tijdsbesteding van twee uur tegen een tarief van € 53 (exclusief btw).
9. Tussen partijen is niet in geschil dat het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport aangemerkt moet worden als een deskundige rapport in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel b van het Bpb. Evenmin is in geschil dat de kosten voor het taxatierapport die opgenomen zijn op de overgelegde factuur bij belanghebbende in rekening zijn gebracht.
10. Voor beantwoording van de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor vergoeding van de kosten van het taxatierapport is slechts van belang of belanghebbende deze kosten redelijkerwijs heeft moeten maken en of de hoogte daarvan redelijk is.
Belanghebbende mocht er vanuit gaan dat het laten opstellen van een taxatierapport een bijdrage zou leveren aan het verlagen van zijn WOZ-waarde. Het is derhalve redelijk dat belanghebbende een taxatierapport heeft laten opstellen. Gemachtigde heeft ter zitting getoond en uiteengezet welke handelingen de taxateur verricht ten behoeve van de selectie van woningen die het beste vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. Daarnaast heeft gemachtigde in beroep een urenspecificatie van de taxateur overgelegd waaruit volgt welke activiteiten de taxateur heeft verricht ten behoeve van het opstellen van het taxatierapport en hoeveel tijd met iedere activiteit gemoeid was. Het is aannemelijk dat de taxateur de in de urenspecificatie vermelde tijd aan het opstellen van het taxatierapport heeft besteed. Anders dan de heffingsambtenaar lijkt te stellen, worden er geen (inhoudelijke) eisen gesteld aan een taxatierapport om voor vergoeding in aanmerking te komen in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb. Nu belanghebbende heeft verzocht om een kostenvergoeding volgens de Richtlijn en de rechtbank een tijdsbesteding van twee uur ten behoeve van het opstellen van het taxatierapport redelijk acht, bedraagt de vergoeding in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb € 128,26 (twee uur à € 53, vermeerderd met 21% btw). De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar ten onrechte slechts een kostenvergoeding van € 52 toegekend.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond.
12. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. In artikel 3, eerste lid, van het Bpb is bepaald dat samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit worden beschouwd als één zaak. Op grond van het tweede lid zijn samenhangende zaken door één of meer belanghebbende(n) gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die door het bestuursorgaan of de bestuursrechter gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Daarbij dient per fase van de procedure (bezwaar- dan wel beroepsfase) te worden beoordeeld of sprake is van samenhangende zaken.
13. Naast de onderhavige zaak, heeft de gemachtigde van belanghebbende gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig beroep ingesteld tegen vier andere uitspraken op bezwaar, als gevolg waarvan vijf zaken gelijktijdig ter zitting van 18 februari 2025 zijn behandeld. De rechtbank stelt vast dat deze zaken in de beroepsfase allemaal op hetzelfde geschilpunt betrekking hebben en de werkzaamheden in elk van de zaken (nagenoeg) identiek zijn geweest. De zaken zijn op zitting gezamenlijk behandeld. De rechtbank merkt de vijf gelijktijdig behandelde zaken daarom aan als samenhangend.
14. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 136,05 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor van 0,5 in verband met het gewicht van de zaak, een factor 0,1en een factor 1,5 wegens samenhang). De rechtbank is uitgegaan van een wegingsfactor 0,5 omdat het geschil enkel betrekking heeft op de hoogte van de kostenvergoeding in de bezwaarfase. Aan deze zaak wordt 1/5e deel van de totale proceskosten van € 136,05 toegerekend, te weten € 27,21.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de gemaakte kosten voor het taxatierapport voor een bedrag van € 128,26.
15. De rechtbank wijst de heffingsambtenaar erop dat hij, gelet op artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ, de op grond van deze uitspraak te vergoeden bedragen voor proceskosten en griffierecht uitsluitend mag uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van belanghebbende.