In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiser, een Iraakse nationaliteit, tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft het plaatsingsbesluit van 19 februari 2025, waarbij eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen werd geplaatst. Het tweede beroep betreft een vrijheidsbeperkende maatregel die op dezelfde datum werd opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op 28 maart 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Het COA heeft een reeks incidenten die op 16 februari 2025 plaatsvonden als zeer impactvol gekwalificeerd, waarbij eiser zich agressief en grensoverschrijdend heeft gedragen. De rechtbank concludeert dat het COA terecht heeft gehandeld door eiser in de HTL te plaatsen, gezien de ernst van zijn gedragingen en de impact op de veiligheid van anderen. Eiser ontkent niet dat hij de gedragingen heeft verricht, maar betwist de impact ervan. De rechtbank stelt vast dat de plaatsing in de HTL niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, aangezien eiser zich op elk moment kan onttrekken aan de HTL.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H. de Ruijter en openbaar gemaakt op 11 april 2025.