ECLI:NL:RBDHA:2025:6173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
23/5023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022 op basis van inkomen en indieningstermijn

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag 2022. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp afgewezen op 14 februari 2023, omdat het inkomen van eiseres in de referteperiode hoger was dan de geldende bijstandsnorm. Eiseres, een student die een kamer huurt en studiefinanciering ontvangt, had haar aanvraag op 31 december 2022 ingediend. Het college handhaafde de afwijzing in een bestreden besluit op 30 mei 2023, waarbij het argument werd aangevoerd dat de aanvraag te laat was ingediend en dat het inkomen van eiseres boven de norm lag. De rechtbank oordeelt dat de indieningstermijn niet meer relevant is, omdat het bezwaar inhoudelijk is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op de energietoeslag, omdat haar gemiddelde maandinkomen in de referteperiode € 1.291,93 was, wat hoger is dan de bijstandsnorm van € 1.257,-. De rechtbank wijst erop dat de energietoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, bedoeld voor huishoudens met een laag inkomen, en dat het college bij de uitvoering van deze regeling beslissingsruimte heeft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5023

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, het college

(gemachtigde: B. de la Rie).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de eenmalige Energietoeslag 2022 van eiseres.
1.1.
Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit van 14 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 mei 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college de afwijzing gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Daarbij heeft de rechtbank partijen gewezen op het recht om ter zitting te worden gehoord. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is student en huurt een kamer. Zij ontvangt studiefinanciering en heeft daarnaast een wisselend inkomen. Zij heeft op 31 december 2022 bij het college een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag. Het college heeft de aanvraag ontvangen op 6 januari 2023. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen omdat eiseres een opleiding volgt waarvoor zij studiefinanciering kan krijgen.
3. Met het bestreden besluit heeft het college de afwijzing gehandhaafd, met een wijziging van de motivering. Omdat eiseres de aanvraag te laat heeft ingediend, heeft het college de aanvraag afgewezen. De deadline voor het indienen van de aanvraag was namelijk 31 december 2022. Daarnaast was het inkomen van eiseres hoger dan 120% van de voor haar geldende bijstandsnorm. Dit is als volgt berekend. Bij de vaststelling van het inkomen van eiseres heeft het college de stagevergoedingen en het (volledige) recht op studiefinanciering voor levensonderhoud (inclusief aanvullende beurs) van € 932,87 per maand over de maanden september, oktober en november meegenomen. Over september heeft eiseres € 201,95 aan stagevergoeding ontvangen, over oktober € 650,- en over november € 225,25. In totaal is dat € 1.077,20 en gemiddeld per maand is dat € 359,06. Met de studiefinanciering erbij komt het maandelijks inkomen van eiseres op € 1.291,93 per maand. De bijstandsnorm die destijds voor eiseres gold was € 1.257,- per maand (exclusief vakantiegeld). Om die reden heeft verweerder geoordeeld dat eiseres geen aanspraak maakt op de energietoeslag en de afwijzing in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor de Energietoeslag 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres betwist dat zij haar aanvraag te laat heeft ingediend. Zij stelt dat ze de aanvraag heeft ingediend op 31 december 2022 door deze per aangetekende post te verzenden. Als bewijs heeft eiseres een foto overlegd van het verzendbewijs van PostNL. Eiseres betwist verder dat haar inkomen in de referteperiode te hoog was. Dit licht zij als volgt toe. Zij vindt dat het college ten onrechte de vakantietoeslag niet heeft meegenomen bij het bepalen van de norm (€ 1.257,-) waarmee haar inkomen wordt vergeleken. Het vakantiegeld is immers een onderdeel van het totale netto inkomen, en het is nodig om rond te kunnen komen. Uit de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag Leiderdorp 2022 (hierna: de Beleidsregels energietoeslag) volgt dat voor het begrip ‘inkomen’ wordt aangesloten bij de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Leiderdorp 2022 (hierna: Beleidsregels Bijzondere Bijstand). Daarin staat dat onder inkomen het totale netto-inkomen wordt verstaan en hier hoort volgens eiseres vakantiegeld bij. Volgens eiseres zit zij als vakantiegeld in de norm wordt meegerekend onder de inkomensgrens en zou zij in aanmerking komen voor de energietoeslag. Eiseres begrijpt verder niet goed waar de genoemde en gehanteerde norm vandaan komt, aangezien het college in de gemeentegids uitgaat van 120% van het sociaal minimum inclusief vakantiegeld. Eiseres vindt dat het college hiermee met twee maten meet, omdat ze volgens haar bij haar inkomen wel het vakantiegeld optellen. Voorts neemt het college ten onrechte mee in overweging dat eiseres niet maximaal leent bij DUO, en dus slechts gedeeltelijk studiefinanciering ontvangt.

Wat oordeelt de rechtbank?

6. De rechtbank overweegt allereerst dat nu het bezwaar van eiseres inhoudelijk is beoordeeld, de al dan niet te late indiening van de aanvraag niet meer relevant is. De rechtbank laat dit daarom buiten beschouwing.
7. Vanwege de gestegen energieprijzen is door het kabinet besloten om een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen mogelijk te maken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het instrument categoriale bijzondere bijstand. Deze eenmalige energietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand en geldt voor de periode van
1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. Gemeenten hebben de wettelijke bevoegdheid gekregen om in 2022 een eenmalige energietoeslag te verstrekken aan huishoudens met een laag inkomen.
8. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
9. Op grond van artikel 33, tweede lid, van de Pw wordt het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) in aanmerking genomen naar het van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, genoemd in artikel 3.18 van de Wsf 2000 en, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet is toegekend, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet.
10. Het toekennen van de energietoeslag is een bevoegdheid van het college. Uit de memorie van toelichting bij de wijziging van de Pw in verband met de introductie van de eenmalige energietoeslag volgt dat het college bij de uitoefening van deze bevoegdheid relatief veel beslissingsruimte heeft. [1] Dit betekent dat het college met beleidsregels invulling kan geven aan deze bevoegdheid. Het college heeft dat ook gedaan en de Beleidsregels energietoeslag opgesteld. Verder betekent deze beslissingsruimte dat de rechtbank de toepassing van de bevoegdheid terughoudend toetst.
10.1.
Volgens artikel 1, aanhef en onder c, van de Beleidsregels energietoeslag wordt onder ‘inkomen’ verstaan het totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand.
10.2.
In artikel 1, eerste lid, sub b, van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand staat dat onder inkomen wordt verstaan het totale netto inkomen van de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin als bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de wet. Hierbij wordt met “wet” verwezen naar de Pw.
10.3
Op grond van artikel 2, derde lid, van de Beleidsregels energietoeslag heeft een huishouden (alleenstaande of gezin) een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
11. De toepasselijke bijstandsnorm wordt (jaarlijks) wettelijk bepaald. Per 1 juli 2022 was de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder dan 21 jaar € 1.046,73 exclusief vakantiegeld; het vakantiegeld was € 55,09 per maand. Het college is uitgegaan van (120%) van de alleenstaandennorm exclusief vakantiegeld. In het verweerschrift heeft het college toegelicht dat vakantiegeld of vakantietoeslag op verschillende manieren wordt uitbetaald of gereserveerd. Met het kiezen van een norm exclusief vakantiegeld is beoogd om voor iedereen een gelijk uitgangspunt te creëren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid voor deze methodiek kunnen kiezen. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat eiseres blijkens de door haar overgelegde salarisstroken in de referteperiode geen vakantietoeslag of vakantiegeld heeft ontvangen.
11. Voorts overweegt de rechtbank dat artikel 33, tweede lid, van de Pw dwingendrechtelijk van aard is. Dat betekent dat het college gehouden is het in artikel 3.18 van de Wsf 2000 genoemde bedrag als inkomen van eiseres aan te merken. Bovendien is het vaste rechtspraak is dat bij toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het bedrag waarop de studerende recht zou kunnen doen gelden door bijvoorbeeld het afsluiten van een aanvullende lening. Een lening in het kader van studiefinanciering moet immers worden beschouwd als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw. Dat brengt mee dat het niet afsluiten van een (aanvullende) lening - met als gevolg daarvan een lagere draagkracht - niet kan worden afgewenteld op de bijstand. [2]
13. Vast staat dat het gemiddelde maandinkomen van eiseres in de referteperiode (de maanden september, oktober en november 2022) € 1.291,93 was. Dit is hoger dan de gehanteerde norm van € 1.257,- . Gelet hierop heeft het college de aanvraag van eiseres terecht afgewezen.
14. Blijkens de eerdergenoemde memorie van toelichting [3] is onderkend dat het bij iedere nadere invulling van het begrip “laag inkomen” onvermijdelijk is dat er huishoudens zijn zoals die van eiseres die nét buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben met financiële problemen als gevolg van een sterk gestegen energierekening. Voor deze huishoudens zijn blijkens de memorie van toelichting maatwerkoplossingen mogelijk via het bestaande kader van de individuele bijzondere bijstand.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2025.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om deze
uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de CRvB van 12 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2523.