In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2025, wordt het beroep van eiseres, een Iraanse vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres had op 7 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Minister van Asiel en Migratie op 10 maart 2025 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiseres voert aan dat zij vreest voor haar leven bij terugkeer naar Iran, omdat zij gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten vanwege haar afvalligheid van de islam en haar deelname aan demonstraties tegen het regime.
De rechtbank oordeelt dat de Minister onvoldoende heeft onderzocht of eiseres bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees voor vervolging heeft. Hoewel de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn bevonden, heeft de rechtbank vastgesteld dat de Minister niet voldoende heeft gekeken naar de implicaties van eiseres' afvalligheid en hoe zij zich zou kunnen uiten bij terugkeer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten vastgesteld op € 1.814,-.