ECLI:NL:RBDHA:2025:6222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.12449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse vrouw afgewezen; rechtbank oordeelt dat onvoldoende is onderzocht of er gegronde vrees voor vervolging bestaat bij terugkeer naar Iran

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2025, wordt het beroep van eiseres, een Iraanse vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres had op 7 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Minister van Asiel en Migratie op 10 maart 2025 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiseres voert aan dat zij vreest voor haar leven bij terugkeer naar Iran, omdat zij gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten vanwege haar afvalligheid van de islam en haar deelname aan demonstraties tegen het regime.

De rechtbank oordeelt dat de Minister onvoldoende heeft onderzocht of eiseres bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees voor vervolging heeft. Hoewel de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn bevonden, heeft de rechtbank vastgesteld dat de Minister niet voldoende heeft gekeken naar de implicaties van eiseres' afvalligheid en hoe zij zich zou kunnen uiten bij terugkeer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraak van de rechtbank. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12449

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 7 september 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, T. Mehrian als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1990 en heeft de Iraanse nationaliteit. Op 7 september 2023 heeft eiseres een verblijfsvergunning asiel aangevraagd in Nederland. Aan die aanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer vreest voor haar leven. Zij voert aan dat zij gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten vanwege het niet naleven van de in Iran geldende kledingvoorschriften en vanwege haar deelname aan demonstraties in Iran tegen het regime. In haar aanvraag stelt ze dat ze afstand heeft genomen van de islam. Ook heeft eiseres in Nederland deelgenomen aan demonstraties voor de rechten van Iraanse vrouwen en de ‘Women’s Freedom Life Movement’.
3. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • afvalligheid van islam;
  • politieke overtuiging;
  • gezocht door Iraanse autoriteiten.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig gevonden. Ook heeft verweerder de afvalligheid en de politieke overtuiging van eiseres geloofwaardig gevonden.
Dat eiseres gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden. De verklaringen van eiseres vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door het niet dragen van een hoofddoek, zowel in de auto van haar vader als ook tijdens een demonstratie, in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Verweerder heeft ook niet aannemelijk gevonden dat de autoriteiten de bewakingsbeelden hebben van de diefstal van haar telefoon, waarop eiseres zonder hoofddoek te zien zou zijn. De verklaring van eiseres dat haar werk werd beëindigd in juni 2022 omdat zij geen hoofddoek droeg, wordt door verweerder niet gevolgd. De verklaringen van eiseres over de huisinval worden niet plausibel gevonden door verweerder.
Op basis van de geloofwaardig geachte asielmotieven heeft eiseres geen aannemelijke vrees bij terugkeer. Hoewel de afvalligheid van de islam van eiseres geloofwaardig is gevonden, stelt verweerder dat iemand die zich heeft afgewend van de islam niet op voorhand in de problemen komt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het uiten van haar afvalligheid een belangrijk onderdeel uitmaakt van haar religieuze identiteit. Uit de verklaringen van eiseres blijkt niet dat zij zich uit zal spreken tegen de islam als zij terugkeert naar Iran, of dat zij van plan is zich in de toekomst te uiten over vrouwenrechten. Tot slot stelt verweerder dat eiseres geen principiële bezwaren heeft tegen het dragen van een hoofddoek, aangezien zij bij de zedenpolitie heeft verklaard dat zij nooit meer zonder hijab zal lopen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt ten eerste dat het bestreden besluit onzorgvuldig is. Eiseres is tijdens haar gehoor vaak onderbroken en heeft niet de gelegenheid gekregen om haar relaas te verduidelijken. Ook zijn meerdere relevante asielmotieven onbeoordeeld gebleven. Ten tweede wijst eiseres op de prejudiciële vragen van de zittingsplaats Roermond over de verenigbaarheid van de Werkinstructie 2024/6 met het Unierecht. [2] Ten derde heeft verweerder ten onrechte niet geloofwaardig gevonden dat eiseres gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten. Verweerder heeft hierbij onder andere onvoldoende gemotiveerd dat eiseres door haar deelname aan demonstraties niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan. Ook heeft verweerder de huisinval ten onrechte niet geloofwaardig gevonden. Ten vierde heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat eiseres vanwege haar afvalligheid geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Verweerder heeft, aan de hand van twee vragen die aan eiseres zijn gesteld tijdens haar nader gehoor, in het besluit niet kunnen stellen dat eiseres bij terugkeer naar Iran geen uiting zal geven aan haar afvalligheid. Ten vijfde heeft verweerder ook onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat eiseres vanwege haar politieke overtuiging geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Ten zesde heeft verweerder ten onrechte gesteld dat de eerdere visumaanvragen van eiseres maken dat zij niet in aanmerking komt voor een asielvergunning. Ten zevende heeft eiseres inmiddels een relatie met een Nederlandse man en heeft zij met hem familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [3] Ten achtste heeft eiseres recht op uitbetaling van een dwangsom omdat verweerder te laat beslist heeft. Ten negende voert eiseres aan dat zij vanwege haar ziekte en toegenomen gezondheidsklachten een toegenomen risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Ten slotte stelt eiseres dat zij in Iran ook al actief was op sociale media voordat zij deelnam aan demonstraties. In de beroepsgronden is dit onderbouwd met aanvullende documenten die berichten bevatten van het sociale media account van eiseres die zij zelf heeft geplaatst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat verweerder onvoldoende onderzocht heeft of eiseres bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees heeft voor vervolging. De rechtbank zal dit oordeel hieronder toelichten.
Onderbrekingen tijdens het nader gehoor
6. De beroepsgrond van eiseres dat zij tijdens het nader gehoor niet de gelegenheid heeft gekregen om haar relaas te verduidelijken, slaagt niet.
6.1.
Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiseres meerdere keren is onderbroken. Die onderbrekingen dienden echter om het gehoor in goede banen te leiden en de tolk te ondersteunen bij het vertalen van het gesprek. Bovendien heeft het gehoor plaatsgevonden met inachtneming van het medisch advies, waarin wordt geadviseerd eiseres korte gerichte vragen te stellen omdat zij de neiging heeft uit te weiden bij het beantwoorden van vragen. Het blijkt verder niet dat eiseres niet de gelegenheid heeft gekregen om alles naar voren te brengen wat zij wilde zeggen. Ten slotte merkt de rechtbank op dat eiseres gebruik heeft gemaakt van de verschillende gelegenheden in de asielprocedure (de correcties en aanvullingen, de zienswijze, de gronden en ter zitting) om nadere relevante informatie aan te voeren met betrekking tot haar asielrelaas, maar dat zij in die stukken niet aangeeft wat ze tijdens het gehoor niet heeft kunnen vertellen door de onderbrekingen.
Vaststelling asielmotieven
7. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder haar asielmotieven niet juist heeft vastgesteld, slaagt niet.
7.1.
Een asielmotief is een onderwerp of verhaallijn in het asielrelaas van de vreemdeling dat verband houdt met of relevant is bij de beoordeling of iemand te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. [4] Niet elk feit is op zichzelf een asielmotief.
7.2.
De door eiseres genoemde negen asielmotieven bevatten niet noodzakelijkerwijs een verhaallijn die relevant is voor de beoordeling en die nog niet is ondergebracht bij de door verweerder vastgestelde asielmotieven. De feiten en omstandigheden die eiseres heeft benoemd, zijn samen beoordeeld in het asielmotief dat eiseres gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder feiten en omstandigheden niet beoordeeld heeft op geloofwaardigheid.
Werkinstructie 2024/6
8. Eiseres verwijst in haar beroepsgronden naar de prejudiciële vragen van zittingsplaats Roermond over de verenigbaarheid van de nieuwe Werkinstructie 2024/6 met het Unierecht.
8.1.
In de prejudiciële vragen van 7 januari 2025 heeft de rechtbank zich onder meer afgevraagd of de nieuwe werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling in strijd is met het Unierecht. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over onder meer deze vraag. [5] Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze niet in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 kunnen dus niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. Voor zover eiseres heeft bedoeld te betogen dat de werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling op zichzelf in strijd is met het Unierecht, slaagt dat betoog dus niet.
Geloofwaardigheid gezocht door Iraanse autoriteiten
9. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder haar problemen met de Iraanse autoriteiten ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden, slaagt niet.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat eiseres gezocht wordt door de Iraanse autoriteiten vanwege haar deelname aan de demonstratie en het niet naleven van de kledingvoorschriften voor vrouwen. Verweerder heeft mogen stellen dat eiseres het niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een onderscheidende rol heeft gehad ten aanzien van andere demonstranten. Gezien de grootte van de demonstratie en haar korte aanwezigheid is het niet aannemelijk dat specifiek eiseres gesignaleerd is, en dat zij vanwege haar deelname in de negatieve belangstelling is komen te staan. Uit verklaringen en documenten blijkt ook niet dat eiseres zich heeft moeten melden vanwege het overtreden van de kledingvoorschriften in de auto van haar vader.
9.2.
De beroepsgrond van eiseres dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat haar eerdere visumaanvragen maken dat zij niet in aanmerking komt voor een asielvergunning, slaagt niet. Verweerder heeft op de zitting verduidelijkt dat dit slechts een opmerking in het besluit is en geen tegenwerping in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling.
Vrees bij terugkeer
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende onderzocht heeft of eiseres bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees heeft voor vervolging op basis van haar afvalligheid.
10.1.
Bij een geloofwaardig geachte afvalligheid moet verweerder onderzoeken en beoordelen of, en zo ja hoe, een vreemdeling na terugkeer naar zijn of haar land van herkomst uiting wil geven aan zijn of haar afvalligheid. Ook moet verweerder onderzoeken wat het voor de vreemdeling zou betekenen om zich bij terugkeer te conformeren aan de heersende religie. [6] Verweerder mag van een vreemdeling niet verlangen dat hij of zij zich, om vervolging te voorkomen, terughoudend zal opstellen bij de uitoefening van zijn of haar geloofwaardig geachte afvalligheid in het land van herkomst. [7]
10.2.
Verweerder heeft de afvalligheid van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft met de vragen op pagina 24 van het nader gehoor onvoldoende onderzocht hoe eiseres bij terugkeer uiting wil geven aan haar afvalligheid en hoe het voor haar zal zijn om zich te moeten conformeren aan de heersende religie. In het gehoor wordt eiseres alleen gevraagd of zij verwacht problemen te hebben vanwege haar afvalligheid terwijl zij deze voorheen niet heeft gehad. Op de gesloten concluderende vraag of zij haar levensovertuiging voor zich zou houden bij terugkeer verklaart eiseres vervolgens geen antwoord te kunnen geven op hypothetische vragen, verweerder had daarop door moeten vragen. Verweerder heeft op basis hiervan zelf geconcludeerd dat eiseres geen uiting zal geven aan haar afvalligheid. Dit had verweerder niet mogen concluderen zonder eiseres hierover bevraagd te hebben.
10.3.
De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. In dit nieuwe besluit moet verweerder nader onderzoeken hoe eiseres na terugkeer uiting wil geven aan haar afvalligheid en hoe het voor haar zal zijn om zich te moeten houden aan de heersende religie. Daarbij moet verweerder ook de sociale media berichten die bij de beroepsgronden zijn overgeleverd, meenemen.
Artikel 8 van het EVRM
11. Omdat de rechtbank verweerder zal opdragen om een nieuw besluit te nemen, moet verweerder in het nieuwe besluit beoordelen of er, met inachtneming van de feiten en omstandigheden ten tijde van die nieuwe besluitvorming, sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
Dwangsom
12. Uit artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND volgt dat verweerder geen dwangsom verbeurt wanneer hij na een ingebrekestelling niet tijdig een besluit neemt op een asielaanvraag.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag en daarbij rekening houden met deze uitspraak. [8]
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,-. [9]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verwijzingsuitspraak van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:136.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie ook paragraaf C1/4.2.3 van de Vreemdelingencirculaire en Werkinstructie 2024/6.
5.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440.
6.Werkinstructie 2022/3, paragraaf 7.3
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2023:22097, r.o. 3.1 en 3.2.
8.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
9.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.