In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning in de gemeente Katwijk. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het perceel binnen de bebouwde kom ligt, waardoor de toepassing van artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Bor niet gerechtvaardigd is. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 29 april 2019 was verleend, en het bestreden besluit van 22 juni 2023, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, werd aangevochten. De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van eiseres, verweerder en de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de vergunning alleen verleend kan worden met toepassing van de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid onder artikel 2.12, eerste lid, onder a, onderdeel 3, van de Wabo, wat een uitgebreide procedure vereist. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.