ECLI:NL:RBDHA:2025:6287
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige na herhaalde aanvragen zonder nieuwe feiten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 15 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn zevende aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft in de periode van 2005 tot 2025 zes eerdere aanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen, met uitzondering van de vijfde aanvraag die inmiddels onherroepelijk is. De minister van Asiel en Migratie heeft de zevende aanvraag afgewezen op 16 november 2023, en dit besluit is bevestigd in het bestreden besluit van 8 november 2024. De rechtbank heeft op 17 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich hebben afgemeld.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de aanvraag rechtvaardigen. Eiser heeft geen nieuw ondernemingsplan overgelegd en het tijdsverloop alleen is niet voldoende om als nieuw feit te worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag op basis van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terecht heeft afgewezen. Eiser betoogt ook dat de hoorplicht is geschonden, maar de rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om eiser te horen, aangezien de beroepsgronden in bezwaar niet wezenlijk nieuw waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.