Op 15 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die kampt met ernstige medische problemen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 27 februari 2025, waarin zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen. De voorzieningenrechter had eerder op 9 april 2025 een ordemaatregel getroffen om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen tot er uitspraak was gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De medische situatie van de verzoeker, die onder andere een verhoogde bloeddruk en een afwijkend ECG vertoont, werd als ernstig beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de medische belangen van de verzoeker zwaarder wogen dan de belangen van de minister om de verzoeker niet toe te staan het bezwaar in Nederland af te wachten. De voorzieningenrechter besloot dat de verzoeker de behandeling van het bezwaarschrift tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar in Nederland mag afwachten, en dat de opvangvoorzieningen tot die tijd niet mogen worden beëindigd. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan de verzoeker.