ECLI:NL:RBDHA:2025:6351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
AWB 24/15169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen een waarschuwingsbrief van het COA

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak AWB 24/15169. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft beroep ingesteld tegen een waarschuwingsbrief van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 30 augustus 2024. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de waarschuwingsbrief geen appellabel besluit is. Eiser stelde dat de waarschuwing een voorwaarde is voor het opleggen van een sanctie, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van het COA aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank concludeert dat de rechtspositie van eiser niet is gewijzigd en dat de brief enkel informatief is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/15169
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de brief van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 30 augustus 2024, waarin aan eiser een waarschuwing wordt gegeven.
1.1.
Het COA heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het COA van 30 augustus 2024 op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het COA. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiser voert aan dat de waarschuwing van het COA een appellabel besluit is, omdat het kan leiden tot een sanctie. Hij verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 mei 2018. [1]
4. De rechtbank oordeelt dat uit de genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat een waarschuwing appellabel is, als de waarschuwing een voorwaarde is voor het toepassen van een sanctiebevoegdheid in bepaalde situaties en dus een essentieel onderdeel is van een sanctieregime. In het verweerschrift en ter zitting heeft de minister toegelicht dat, voor het opleggen van een sanctie op grond van het Maatregelenbeleid van het COA, een waarschuwing geen voorwaarde is. Daarmee is de waarschuwingsbrief aan eiser geen appellabel besluit. De rechtspositie van eiser is niet gewijzigd. De brief is informatief en niet gericht op enig rechtsgevolg.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2025 door
mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten